Lazy Laos

10 maart 2017

Onze bedoeling was om vanuit Vietnam over land naar Laos te gaan, maar dat was iets makkelijker gedacht dan gedaan. Vanuit Hoi An, ons eindpunt in Vietnam, was het een ingewikkelde en lange tocht met verschillende overstappen om Laos te bereiken. Dan maar terug naar Hué, vanwaar er dagelijks bussen richting de Laotiaanse grens vertrokken.

‘s Ochtends vroeg trokken we naar het busstation om er een ticketje te kopen. Al vlug zagen we dat de bussen met bestemming Laos geen VIP-tourist bus was (al is het verschil soms heel miniem te noemen), maar een gewone local touring car. Dat betekent dus een lange rit in een volgestouwde bus en heel veel tussenstops, maar er zat weinig anders op dan deze hindernis met de glimlach te nemen.

De bus blijkt een dubbeldekker te zijn die onderin compleet volgepropt zit met bagage en alle mogelijke soorten pakjes en zakken. Het bovenste deel zit al aardig vol met passagiers en als we erop wijzen dat we wel degelijk 5 zitplaatsen gekocht hebben, maken enkele jonge gasten plaats en gaan zich op de bagage nestelen die achter onze zitplaatsen opgestapeld ligt. De zitjes zijn stoffig en compleet doorgezakt, maar we hebben tenminste elk een eigen plaatsje. Ondertussen blijft er maar volk toestromen en al gauw worden er kleine plastic stoeltjes bovengehaald om de middengang om te toveren tot een lange rij passagiers. Heel gezellig lijkt het en niemand die zit te zeuren of klagen omdat hij de volgende 10 uur bijeengepakt de rit moet uitzitten op een hard stoeltje. Overigens zijn ze hier ook heel tolerant voor lawaai, zij het van de luide muziekkeuze van de chauffeur die door de bus weerklinkt of de smartphone dj set/game op volle sterkte van een medepassagier… Een koptelefoon of eigen oortjes zijn hier nog niet echt ingeburgerd :-)

Aangezien de locals zich 99% van de tijd voortbewegen op een brommer zijn ze niet echt gewoon om te reizen in een besloten, wiebelende ruimte. Kotszakjes worden uitgedeeld en zonder veel herrie of drama wordt er af en toe eentje stilzwijgend gevuld. Een jonge knaap achter ons doet heel wat duiten in zijn zakje en met de slingerzieke, borstvoeding gevende vrouw voor ons hebben we echt wel medelijden… kotszakje voor de mond en een jengelende peuter aan de borst, faut-le-faire! Onze jongens hebben een pilletje genomen en zitten de hele rit zo goed als misselijk-vrij uit… gelukkig maar!

Onderweg stoppen we voor proviand (gebraden kippetjes of eitjes op een stok worden in de bus te koop aangeboden bij elke stop), af en toe wordt er iemand langs de kant van de weg opgepikt of afgezet en zo bereiken we langzaam maar zeker de grens. Terwijl de Vietnamezen/Lao hun lunch nemen net voor de grens stappen wij al te voet de grens over naar Laos. Wij hebben nog wel wat werk met stempels en visa-formaliteiten (weer heel veel geschrijf… de paspoortnummers kennen we ondertussen al uit het hoofd!) en aangezien we de enige westerlingen op de bus zijn moet iedereen wachten tot wij het land binnenmogen. Maar ook hier wordt er niet gevloekt of gemopperd op die falangs op wie het wat langer wachten is. De buschauffeur komt even kijken en helpt ons wat aandringen in de wachtrij en begeleidt ons naar de volgende controle. Nog een laatste stempel en we zijn officieel in ons 8ste land op onze reis: Laos!

Afgepeigerd na de lange busreis komen we ‘s avonds aan in Savannakhet, een nietszeggend stoffig grensstadje met Thailand, slechts gescheiden door de stromende Mekong. Officieel heet de stad Kaysone Phomvihane, naar de eerste Laotiaanse president, maar de locals blijven Savannakhet of Savan zeggen. Met 100.000 inwoners is dit de derde grootste stad van dit dunbevolkte land. De meeste bezoekers hier zijn mensen op een visa-run die hier niet langer dan noodzakelijk verblijven. Wij reizen met kinderen, dus ook al is er weinig te zien toch blijven we hier een dag of vier ter plaatse. We nemen een tuk-tuk van het busstation naar ons guesthouse, die we natuurlijk veel te duur betalen voor de 500 meter die het maar rijden was, maar met bagage en kinders sleuren was er nu even teveel aan. Elke keer is het wennen aan de plaatselijke munt (de KIP in Laos, haha, hilariteit bij de jongens: Hoeveel kippen kost dat hier, mama?) en het uitzoeken van wat een aanvaardbare prijs is voor iets of een falang-afzetprijs… Waar je in Thailand voor €4 een half uur in de taxi of tuk-tuk kan zitten vragen ze in Laos 10.000 Kip (€1,20) per persoon voor het kleinste ritje… En discounts voor kinderen krijg je pas na wat onderhandelen en aandringen…

We logeren iets buiten de stad in een oud koloniaal huis met hardhouten planken vloeren en ruime kamers die aan elkaar grenzen. Hier nemen we de tijd om wat schoolwerk in te halen, op reisdagen en uitstapjes-dagen verdwijnen die namelijk al eens naar de achtergrond. We huren enkele fietsen en verkennen het grensstadje, cruisend langs de Mekong onder een stralende (soms iets te hete) zon… We bezoeken het wereldvermaarde (ahum) Dino-museum. Eigenlijk was het al een kwartier dicht, maar toen we wat bleven hangen aan de voordeur en Otis begon te grienen “Ik wil de dino-ho-ho’s zien...” werden we teruggeroepen en mochten we langs de achterdeur toch nog naar binnen ;-) Veel stelde het allemaal niet voor, enkele vitrines met botten en fossielen maar al gauw trok de suppoost van dienst een houten lade open en konden de kinderen een echt dino-bot zomaar in hun handen houden... Dat zie ik ze bij ons nog niet zo gauw doen!

Vanuit Savannakhet trokken we verder richting Thakhek, slechts 130 km zuidelijker, maar toch een busrit van meer dan vier uur. De hele rit naar Vientiane in één keer zagen we niet zitten, vandaar de tussenstop. Thakhek heeft hetzelfde stoffige karakter als Savannakhet en kan ons ook niet echt bekoren. De meeste toeristen hier komen voor de Thakhek-loop, een rondrit die je met de motor kan maken doorheen een mooi landschap met een bezoek aan de Konglor grotten, waar je een 7km lange boottocht doorheen de grot kan ondernemen. Helaas voor ons gezinnetje is de loop op de brommer niet echt haalbaar en de andere manieren om er te geraken zijn pokkeduur. Jammer, want het wemelt hier van de Toyota Hilux 4x4 trucks maar geen enkele Laotiaan die er iets in ziet om een cent bij te verdienen en reizigers rond te voeren… In Cambodja en Vietnam was het heel eenvoudig en goedkoop om op deze manier rond te reizen, hier moet de ondernemingszin toch nog wat aangewakkerd worden. Misschien daardoor dat we niet onmiddellijk een klik hadden met Laos. Het leek ons wat hetzelfde van Vietnam (veel grotten, rivieren) en Cambodja (het stoffige platteland) en van de vele tempels stonden we ook al niet perplex meer. In onze ogen is Laos, zeker het zuiden, dan ook meer een land om met eigen vervoer (brommer/auto) te verkennen...

Uiteindelijk vonden we wel iemand die een dagtour per auto wou doen en zo verkenden we de eerste kilometers van de cave-route rondom Thakhek. We bezochten enkele grotten in de buurt en konden heerlijk afkoelen in de rivier… Plonzen en springen in het water, daar staan de jongens wel steeds paraat voor.

Een busrit gevulde dag later kwamen we aan in Vientiane, de hoofdstad van Laos maar bijlange geen grootstad te noemen. Deze stad, iets groter dan Gent, draagt wel nog de sporen van de Franse overheersing. Er is een Laotiaanse kopie te vinden van de Arc de Triomphe, de Patuxhai, die uitkijkt op hun eigen Champs-Elyséés. Een grote boulevard loopt langs de Mekong-rivier en overal zie je nog oude koloniale villa’s in het straatbeeld, de ene al wat beter de tand des tijds doorstaan dan de andere. Opnieuw logeren we aan de rand van de stad in een voormalige koloniale villa. De grandeur is er wat vanaf, er mag wat renovatie aan te pas komen, maar er is een leuk, verfrissend zwembadje en we zitten in de rust binnen wandel/tuktuk-afstand van het stoffige en lawaaierige centrum.

Ook al is het geen wereldhoofdstad, Vientiane heeft wel wat andere steden in Laos niet hebben… Een cinema bijvoorbeeld, waar we samen met de jongens naar de Lego Batman Movie gingen kijken, gelukkig met de originele Engelse stemmen en niet de Lao-versie… maakt het toch net iets begrijpelijker ;-) Voor het eerst op onze reis kregen we overdag temperaturen tot een heel eind in de 30 graden te verduren… en om dan toch nog iets te kunnen uitsteken brachten we ook een bezoek aan het Ocean Park, een groots opgezet waterparadijspretpark aan de rand van Vientiane, die zijn gelijke niet kent in België. Aangezien we op een doordeweekse werkdag gingen plonzen hadden we nu ook niet heel veel volk verwacht, maar bij aankomst bleken we op twee andere gasten na de enigste bezoekers! Als wij naar een attractie toeliepen werd die speciaal voor ons aangezet of kregen we te horen dat die pas in de namiddag (toen er zeker al 15 bezoekers waren) ging aangezet worden… Zoals overal personeel in overvloed en weinig inkomsten, het blijft ons een raadsel hoe ze het draaiende houden. Onze pret was er echter niet minder om, nergens aanschuiven en superleuke glijbanen, al dan niet met banden of matjes, twee golfslagbaden waarvan één met tsunamigrote golven en nergens ook maar 5 seconden moeten wachten… en meer dan voldoende afkoeling in deze tropische temperaturen.

Maar naast al dat vertier was er ook tijd voor het wat serieuzere werk. Zo bezochten we het COPE-centrum die helemaal opgezet is rond de UXO, UneXploded Objects. Tijdens de Indochinese oorlogen werd Laos, door wiens territorium een belangrijke aanvoerroute naar Vietnam lag, onophoudelijk gebombardeerd door Amerikaanse bommenwerpers. Het land draagt dan ook het trieste record van meest gebombardeerde land (aantal bommen/inwoner) van de hele wereld… En dat was dan nog maar het begin van de miserie. Van de meer dan 270 miljoen (!) gedropte clusterbommen ontplofte zo’n 80 miljoen explosieven niet bij de touchdown. Gelukkig misschien op dat moment, maar het land draagt sindsdien een moordende erfenis mee in zijn bodem die jaarlijks nog vele slachtoffers maakt.

In het centrum konden we de verschillende clusterbommen en hun ‘bombies’ zien en wat voor schade ze onder de lokale bevolking aanrichtten. Vele Laotianen verdienden in de jaren na de oorlog hun geld met het verkopen van oorlogsschroot, maar het verzamelen ervan was een levensgevaarlijk werkje. Of boeren vonden een UXO, kenden het gevaar, maar wilden er toch op explosieve visvangst mee gaan… met als gevolg de dood of enkele ledematen minder. We horen en zien niet alleen de getuigenissen van de slachtoffers maar ook hoe ze hen helpen met eerst primitieve en later goedgemaakte arm- of beenprotheses. Het centrum draait enkel op giften en onze jongens wilden zelf hun zakgeld van die week maar al te graag in de donation box stoppen na dit bezoek die toch wel weer indruk maakte. Later vroeg Otis nog of het wel veilig was om ergens van het paadje af te gaan of dat er bommen zouden liggen…

Maar gelukkig, in tegenstelling tot andere delen van het land ook nog tot op de dag van vandaag, geen Uxo’s in Vientiane… wél strandjes langs de Mekong waar we de fantastische zonsondergangen kunnen gaan bewonderen en de jongens naar hartelust kunnen gaan graven in het rulle zand…

Een stevige busrit later arriveerden we in Vang Vieng. Op voorhand twijfelden we over deze bestemming wegens mindere ervaringen van een Franse familie die we tegengekomen waren en het beruchte verleden van dit kleine stadje. Begin jaren ‘90 was dit namelijk het decor van feestende, zuipende, blowende of snuivende wildebrasbackpackers die zich helemaal lieten gaan in de vele bars langs de Mekong en onder invloed van dit alles waaghalzenstreken uithaalden die op het hoogtepunt tot 19 mensenlevens in één jaar tijd kostte… De families van die rondtrekkende jongeren slaakten alarm en de regering legde alles aan banden. Geen ‘happy pizza’ (de pizzavariant van spacecake) meer en van de vele tientallen bars aan de waterkant schieten er nu nog maar enkele over…

Tegenwoordig wordt Vang Vieng echter overspoeld door Koreanen, die in het spoor van enkele lokale reality soap-helden de streek verkennen. En net zoals de Chinezen komen de Koreanen met velen, maar het is wel een aangenaam volkje dat graag lacht en veel plezier maakt. In het dorpje kom je dus of die-hard back-packers met een halve liter in de hand tegen of trendy Koreanen met Hello Kitty accessoires… Gelukkig hadden we ons huiswerk goed gemaakt en verbleven we aan de andere kant van de rivier waar we het nirwana bijna bereikten bij Nouth en haar Lao Valhalla Bungalows. Midden in de natuur heeft ze 8 houten bungalowtjes opgetrokken waar het heerlijk vertoeven is. Achter in de tuin zie je elke avond bij zonsondergang duizenden vleermuizen uit de batcave vliegen, overdag kwekken de eenden rondom de huisjes en ‘s ochtends vroeg word je gewekt door de hanen van de buren… tot zover ons partygedruis in Vang Vieng! Alhoewel de nonkel van Nouth ons wel steeds in de verleiding wil brengen met zijn zelfgestookte LaoLao, een lokale rijstwhiskey waar ze voor de extra touch nog een slang, schorpioen of duizendpoot laten inweken… En ik kan je verzekeren: straffen toebak!

We vullen onze dagen met chillen langs en in de rivier en we ondernemen tochtjes naar de vele grotten en blauwe waterpoelen, de befaamde blue lagoons, die de streek rijk is. En de beste manier om dit te doen is er op uittrekken met de scooter! Nouth regelt twee full automatic exemplaartjes en na een kort testritje alleen gaan we goedgehelmd met ons 5 en route, één brommertje met drie en de ander met twee. Langs stoffige zandwegen, bezaaid met stenen, leggen we een hobbelig parcours af maar we amuseren ons rot. De jongens wisselen af en toe van plaats bij papa of mama en genieten zichtbaar. In Vietnam waagden we ons niet in de heksenketel van scootertjes maar in Laos is het heerlijk rustig op de weg, ideaal voor ons als rookies. Ook al zijn ze hier wel wat gewoon, toch kijken de locals wat vreemd op als ze merken dat die falangs ook al met meer op de scooter kruipen.

Topper bij de gasten is natuurlijk het bezoek aan de Blue Lagoons… Nummer drie ligt het verst gelegen en is enkel bereikbaar via de stoffige en hobbelige dirt road wat er voor zorgt dat er nog geen propvolle touringcars aangevoerd worden en het nog heerlijk rustig is. De waterpoel ligt tegen de rotsen aan en is pure verfrissing! Daarnaast is er ook een soort zip-line en een tarzanslinger waar het mannelijke deel van ons reisgezelschap zich natuurlijk niet onbetuigd in kan laten… er wordt geslingerd, gesprongen, gedoken, geschoven en gelachen dat het een lieve lust is… Bij de eerste Blue Lagoon overwint Warre zelf zijn angsten en springt van een meter of zes hoog uit een boom het frisse water in, wat hem een luid applaus oplevert van de aanwezige Koreanen. (die op voorhand veel plezier hadden met het doet-ie-et-of-doet-ie-et-niet-gehalte van zijn sprong) Siebe duikt en slingert alsof hij het iedere week doet en Otis vindt dat water toch allemaal wat koud maar assisteert bij het aanreiken van de slingerlianen ;-)

Wegens een ongunstig reisadvies van de Belgische regering voor de weg tussen Vientiane en LuangPrabang -vorig jaar vielen er slachtoffers bij een soortement rebellenactie- keren we even terug naar Vientiane om met het vliegtuig verder te trekken naar Luang Prabang… Met de kinderen willen we natuurlijk geen risico nemen en ook al is de weg 99% veilig, bij een tegenslag ben je helemaal op je eentje aangewezen (geen verzekering ed) want er was een negatief reisadvies afgekondigd… Blijft maar de vraag of we ons meer op ons gemak voelden in het propellervliegtuig van Lao Skyway dan in een bus op de route 13… de jongens vonden het alvast een vetcool vliegtuig en Otis zat naast het raampje waar hij de wielen van het vliegtuig zag in- en uitklappen, de ojoo’s en ojee’s werden over en weer gesmeten!

Ook in Luang Prabang is er geen tekort aan tempels en paleizen… een beetje tempelmoe zijnde genieten we vooral van de buitenkant van deze plaatsen en gaan we liever voor een stadswandeling of een ‘beklimming’ van Phousi Mountain van waar je een mooi uitzicht hebt over de stad. Ook hier voelen we de loden hitte in de middag op ons vallen en zoeken we graag verkoeling aan de oevers van de Mekong of kruipen we binnen in de airco om nog wat van schooltje te spelen…

Doorheen gans Laos kom je om de haverklap wel een trosje in oranje gewaden geklede Bhikkhu, monniken, tegen maar Luang Prabang spant de kroon. Gezellig samen op de fiets, struinend over de binnenplaatsen van één van de vele tempels of opeengepakt in klaslokalen, overal kom je jonge en oudere monniken tegen. Vrijwel elke Laotiaanse man is op een bepaald moment in zijn leven een boeddhistische monnik, ook al is het maar voor enkele weken… Bhikkhu betekent letterlijk bedelaar en ook al mogen ze geen aalmoezen vragen, de monniken (over)leven van wat ze krijgen van de lokale mensen.

Zo is er iedere morgen bij het ochtendgloren de befaamde Tak Bak of aalmoezenceremonie. Voor de zon opgaat gaan de monniken op ronde door de stad en krijgen ze van de dorpelingen sticky rice of ander eten aangeboden. De mensen nemen stilzwijgend een geknielde houding aan op straat en wachten tot de monniken aangeschuifeld komen. Voor hen is dit niet zomaar een ceremonie maar essentieel voor hun levensonderhoud. Hun dagelijkse eten bestaat meestal maar uit één maaltijd ‘s morgens, die totaal afhankelijk is van de giften tijdens hun bedelronde.

Helaas bedreigt het toerisme in Luang Prabang dit eeuwenoude gebruik. Toeristen worden ‘s ochtendsvroeg met busjes aangevoerd naar de hoofdstraten en sommige (veelal Aziatische) bezoekers nemen het niet te nauw met de sérieux van het ritueel en hoe zich hierbij te gedragen… Maar gelukkig valt hier nog aan te ontkomen. Om 6.00u ‘s ochtends liet ik 4 schone slapertjes achter in het GuestHouse en besloot een blokje om te wandelen. Heerlijk rustig op straat met fluitende vogeltjes, kraaiende hanen en enkele vrouwen die zich installeerden op straat. Ze maken een gezellige babbel met de buurvrouwen en verstillen wanneer er in de verte oranje vlekjes opduiken… de monniken zijn in aantocht. Geknield, met het gezicht lager dan de monnik en zonder hen in de ogen te kijken worden hun mandjes gevuld met sticky rice. Als tegenprestatie wordt er een gebed gezongen en trekken ze verder naar de volgende genereuze aanbieder van rijst. Geen circus hier, enkel de monniken, wat locals en mezelf als bevoorrechte getuige van dit serene tafereel

… Later zouden we dit trouwens nog eens meemaken uitkijkend van aan de ontbijttafel in een grensstadje nabij Thailand. Geen nood dus om de hordes toeristen te volgen, in elk stadje kan je dit op een authentieke manier meemaken.

Met het warme weer was ons bezoek aan de Kuang Si-watervallen, even buiten Luang Prabang, ook een fikse voltreffer. Ook al is het droogseizoen, deze terras-watervallen zijn werkelijk prachtig en, niet onbelangrijk, héél verfrissend! De stoffige en hete rit per tuk-tuk is snel vergeten als je in het koele blauwgroene water van de watervallenbassins stapt, en natuurlijk is er een boom in de buurt van waar er avontuurlijke sprongen gemaakt kunnen worden. Onverwacht pluspunt bij dit bezoek was het Free the Bears-project die in de buurt van de watervallen gevestigd is. Hier worden inheemse berensoorten zoals de Sun en Moon Bear opgevangen die het slachtoffer werden van stropers of gered werden uit handen van malafide dierenhandelaars. Met hulp van vrijwilligers proberen ze awareness te creëren bij de lokale bevolking en voor sommige dieren is er zelfs een kans dat ze ooit terug in de natuur kunnen terugkeren.

Ons laatste wapenfeit op Laotiaanse bodem was een tweedaagse tocht met de slow boat richting de Thaise grens. Samen met een handvol locals en een twintigtal andere reizigers schepen we ‘s ochtends in op een houten boot die ons op dag 1 tot in Pakbeng brengt. Vooraf weet je nooit met hoeveel en in welk soort boot je zal terechtkomen, want elke dag is er wel een andere lokale boot die de tocht onderneemt. We hadden geluk want onze boot was niet eens halfvol, dus ruimte zat om ons te installeren op de autobanken die in de boot geplaatst werden. Onderweg is het genieten van het tuffen op het water, een boekje lezen, Otis speelt met de autootjes met een Lao vriendinnetje en de grote broers legen de batterij van de tablet. Af en toe houdt de boot halt aan een strandje of enkele rotsen waar dan een pakket boodschappen aan de kant wordt afgezet of er iemand afstapt en in de bossen verdwijnt richting thuis… Op dag twee worden we helemaal in de watten gelegd met een luxe versie van de slow boat, met lederen zetels en tafeltjes waar we aan kunnen kaarten of een spelletje spelen. Zo brengen we de laatste twee dagen door zoals de echte Laotiaan zo goed kan: lekker lazy…

Want dat kunnen ze hier echt als de beste: chillen, relaxen, luieren, me-time nemen, noem het maar op… Geen mens die vreemd opkijkt als er in de supermarkt een werknemer met het hoofd op de rolband van kassa twee even een dutje doet… Of de redder in het Aquapark die bovenaan de glijbaan, waar hij ter controle zit, even de ogen sluit liggend in een rubber bootje… Of de tuk-tukman die een uiltje knapt in zijn hangmat achterin in plaats van rond te tuffen… Soms lijkt het alsof ze het toerisme nog niet echt onder de knie hebben, maar het is gewoon hun way-of-life, deels door de warmte maar ook hun opvatting over het moderne leven. Living the simple life, zonder veel stress en drukte of competitiedrang… Benieuwd of ze de Westerse rat race mentaliteit hier zullen kunnen buitenhouden!

Foto’s

4 Reacties

  1. Marijke Chielens:
    16 maart 2017
    Mooi! Wij ervaarden Laos ook als " chillen" tussen de monniken, het blauwe water en de vele tempeltjes. En we namen hetzelfde vliegtuigje! Dikke kus voor jullie 5.
  2. Carmen:
    17 maart 2017
    Ik het van al dat water dat de kinderen zo groot worden. Wat beleven jullie avonturen. En wat een mooie foto's
  3. Joyce:
    18 maart 2017
    Zo leuk dat wil ik ook doen ik mis je
  4. Bert Sticker:
    19 maart 2017
    Zalige foto's!
    Merci voor de 'gele' briefkaart