At last... Japan!

26 juli 2017

Met een nachtvlucht zetten we koers naar onze laatste reisbestemming op onze 11 maanden lange trip: Japan. Tussen het opstijgen en landen in proberen we toch nog wat te slapen, voor ons niet altijd evident, maar de jongens gaan languit op wat vrije stoelen liggen en dommelen snel in. Bij aankomst verloopt alles heel vlot en georganiseerd, minder hadden we van de Japanners dan ook niet verwacht… De focus van de jongens ligt hier echter ergens anders: bij de info over Japan die we hen meegaven bleek vooral het hoofdstukje over het Japanse toilet indruk gemaakt te hebben. We hebben nog maar net onze bagage of er wordt richting het eerste beste toilet gespurt om op ontdekking te gaan…

En ja hoor, zelfs hier vind je een volautomatisch toilet met brilverwarming, straaltjes allerhande, een muziekje en vooral veel knopjes en vreemde tekens. Het hilarisch wc-bezoekje blijft natuurlijk eindeloos duren terwijl wij gewoon onze rental car willen gaan oppikken… Eerst nog een Japans sim-kaartje op de kop tikken, wat Yens uit de flappentapper halen en dan zijn we klaar om met onze Toyota Wingroad het Japanse hoofdeiland Honshu te ontdekken… Na 7000km Australische wegen en de Balinese verkeersdrukte overleefd te hebben moet wat rondtuffen in Japan nu ook wel lukken. Een korte ontbijtstop in een winkelcentrum later (en de eerste kennismaking met alleen Japanse karakters en geen jota kennis van het Engels) zijn we er helemaal klaar voor! Tot boem, pats, we gewoon stomweg tegen een lijnbus aanknallen… toch te vermoeid, afgeleid door de herrie op de achterbank of teveel naar de Japanse gps aan het turen? Het lijkt een klein blutsje (we reden hooguit 10km/u) tot we uitstappen en zien dat de kreukelzones op een Japanse auto gewillig hun werk doen bij de minste aanvaring… hier kunnen we niet meer mee doorrijden. De bus zelf heeft het akkefietje niet eens door en rijdt vrolijk verder, met een krasje in de achterbumper. Hier staan we dan, met een gekreukte motorkap, een wazig hoofd en de twijfelachtige eer om na vijf(!) kilometer terug naar de verhuurdienst te moeten met een kapotte wagen…

We worden met veel beleefdheden ontvangen, maar de bediende in dit kantoortje spreekt geen woord Engels, wat een verrassing… Via de telefoon doen we ons verhaal aan een andere medewerker en na ons verhaal enkele keren verteld te hebben komen we er met een kleine franchise van af… We krijgen een nieuwe wagen en ze wensen ons uitdrukkelijk een very, very safe trip… wat moeten ze van die bleke snuiters wel niet gedacht hebben.

Ok, tweede poging dus… Vandaag willen we in de buurt van de tempelstad Nikko geraken, zo’n 150 kilometer verderop. Om de kosten wat te drukken en niet alleen autosnelwegen te zien vermijden we de tolwegen wat ons reistempo wel wat vertraagd… De vele verkeerslichten, smalle baantjes en trage snelheidslimieten zorgen ervoor dat we gemiddeld 50 km af leggen per uur. Maar onderweg hebben we wel de tijd om -naast heel aandachtig op de weg te letten, ahum- ook voor het eerst Japan in ons op te nemen: we lachen met de kleine vierkante autootjes, we verwonderen ons over de vele zonnepaneel-velden die we passeren, we begrijpen al snel dat onze engelstalige gps niet zo handig is met enkel Japanse karakters op de kaart en terwijl we langs de groene rijstvelden rijden dringt het langzaam door dat we ons in het land van de rijzende zon bevinden…

Voor die zon ondergaat arriveren we bij ons eerste AirBnB-adresje. Door de hoge prijzen voor hotel/guesthouses/B&B’s (hier ryokans of minshuku genaamd) hebben we onze hele reis uitgestippeld met overnachtingen in airbnb-logies. Nog steeds niet goedkoop, maar wel de beste optie. Dankzij de goede wegbeschrijving die we per mail ontvingen vinden we onze slaapplaats voor de komende nachten. Japanners kennen namelijk geen straatnamen of adressen voor huizen, hier zoek je je weg via codes die eigen zijn aan een buurt en per huis of gekoppeld zijn aan een telefoonnummer. Ons lijkt het een heel omslachtige manier en telkens is er een gevoel van opluchting eenmaal we de geboekte bestemming bereiken.

We maken kennis met ons eerste huisje Japanse stijl. Bij het binnenkomen staan de slippers klaar, schoenen worden overal aan de voordeur achtergelaten. De jongens checken snel het toilet, oef, eentje met alle toeters en bellen: wollen wc-bril overtrekje en toiletslippers inclusief. Dan schuiven we een houten wandje met rijstpapier open en ontdekken we de tatami kamers waar we gaan slapen. In de meeste woningen vind je deze traditionele manier van slapen en leven nog terug. Op de rieten matten wordt er overdag geleefd en ‘s avonds komen de futons -een soort opgerolde matras- naar boven om op te slapen. De enkele centimeters dunne matrasjes vormen wel een uitdaging voor onze Westerse ruggen, maar na verloop van tijd went het wel en voelen we ons ook hier weer thuis...

We slapen uit en genieten van ons bijeengesprokkelde ontbijt. De dag voordien hadden we al wat boodschappen gedaan, wat niet altijd evident is in Japan. Met wat geluk kies je er de juiste winkel uit, meestal een supermarkt, soms kom je in een soort drogisterij of andere winkel terecht waar helemaal geen eten te kopen valt, dat stond waarschijnlijk wel zo aangegeven op het grote bord buiten, maar voor ons toch niet zo leesbaar… Ok, eenmaal binnen ga je op ontdekking: groenten en fruit, geen probleem (maar wel pokkeduur), andere zaken vergen een iets grotere inspanning: heb ik nu melk vast, ja, misschien wel, er staat een koetje op, of is het yoghurt, of een ander zuiveldrankje? Trial en error en shoppen in de gekende winkels zorgt ervoor dat we hier niet zullen sterven van de honger en dorst. Zo komt het dus dat we de dag beginnen met een tas koffie uit een soort opgiet-koffiezakje, wat Japanse cruesli met gedroogde boontjes en gewone cornflakes voor de jongens. Nutella hebben we niet gevonden, wel wat dikgesneden wit ‘wattenbrood’ en een potje confituur. Goed genoeg om de dag mee te beginnen…

Om de jongens niet meteen de tempelcomplexen in te jagen gaan we vandaag op bezoek in Edo Wonderland. De Japanners zijn namelijk gek op hun eigen roemrijke verleden en de Edo-periode (1600- halverwege 1800) heeft een apart plaatsje in hun hart veroverd. Het is de tijd van de shoguns, de samoerai en geisha’s en in het duister opereren de ninja’s… We verwachten een soort pretpark maar krijgen een aangenaam en educatief themapark voorgeschoteld, een soort Japans Bokrijk in een heel mooi kader. We laten ons eerst overdonderen door een ninja-stuntshow in een houten theatertje met veel acrobatiek en stunt-en vliegwerk. Het doolhof iets verderop is zo moeilijk dat we uiteindelijk toch een beetje moeten vals spelen om de uitgang te vinden en onze lachspieren en evenwichtsorganen worden op de proef gesteld in het scheve ninja-huis. Doorheen de stoffige straatjes in het edo-dorp zien we Japanners rondhossen op houten sandalen en gehuld in traditionele Yukata want een verkleedpartijtje zien de locals altijd wel zitten. We schuiven nog even aan bij een toneelstuk in de lokale rechtbank maar het Japans is toch net iets te moeilijk om hier iets van op te steken. Dan toch maar een workshop Shamisen, waar Els en de jongens de driesnarige gitaar leren bespelen of een rondje shuriken (werpster) gooien, daar speelt de taalbarrière geen zo’n rol. Op het einde van de dag wordt het themapark met een heuse slotceremonie opgeluisterd en worden we vriendelijk door de aanwezige medewerkers uitgezwaaid met een welgemeend Sayanora… tot weerziens!

Terwijl de jongens iets later op de tatami al in dromenland liggen te wezen en wij de planning voor de volgende dagen in elkaar aan het steken zijn voelen we plots een lichte trilling. Deuren beginnen wat te klapperen en de theekopjes in de kast rinkelen zachtjes tegen elkaar… Is dit echt wat we denken dat het is? Een aardbeving? Voor we goed en wel beseffen wat er eigenlijk aan de hand is houdt de aarde al weer op met beven, maar we hebben dus wel degelijk een aardbeving meegemaakt. Niet dat ze hier in Japan echt van opkijken, elke week is er in dit land wel ergens een kleine of wat grotere beving te voelen. Elke Japanner weet ook wat te doen wanneer het echt ernstig is en de meeste moderne gebouwen doorstaan zelfs stevige schokken door een aangepaste architectuur. Vijf minuten na onze kleine beving stond er online al te lezen waar (iets voor de kust van Fukushima, klinkt niet geheel onbekend in de oren) en hoe krachtig ('slechts' 4 op de schaal van Richter) het natuurfenomeen was… goed genoeg voor ons als kennismaking!

Niet geheel uitgeslapen, de aardbeving deed ons die nacht toch van het minste zuchtje of kuchje weer ontwaken, gaan we de volgende dag aan het tempelhoppen. Op weg naar het Nikko National Park rijden we een heel eind langs en doorheen de langste bomenlaan ter wereld, omzoomd met eeuwenoude cederbomen. In de jaren 1600 waren de 200.000 bomen een geschenkje van een lokale feodale heer voor het Toshogu-heiligdom, goed voor zo’n 36 kilometer bomenpracht en een vermelding in het Guinness Book of World Records.

Net voor de ingang van het tempelcomplex zien we de Shinkyo Bridge, één van de iconen van het park. En we hebben geluk want er is net een trouwpartij aan de gang en de zonder twijfel goed bij kas zijnde familie heeft het voorrecht om in traditionele klederdracht in stoet over de brug te schrijden, iets wat voor een gewone toeristische sterveling niet meer mogelijk is. We wensen het stralende koppeltje nog veel geluk en gaan richting de Nikko-heiligdommen. De Rinnoji Temple staat in de steigers en laten we links liggen, op naar de kroonparel van Nikko, het Toshogu-schrijn… Voor de jongens proberen we het interessant te houden met de kleine anekdotes over vreemd geschilderde olifanten (die de Japanners toendertijd nog nooit in levende lijve gezien hadden), de horen-zien-zwijgen aapjes en het uitpluizen van muurschilderingen op samurai of andere stoere patsers… We genieten vooral van de omgeving, de traditionele rituelen die de bezoekers plichtsbewust uitvoeren en de soms gekke Japanners... (of wat moet je denken van een schaarsgeklede, in netkousen gehulde mollige vijftiger die bij elk religieus monument met uitgestoken derrière poseert voor haar fototoestel op statief met zelfontspanner?)

We sluiten onze tempeldag af met een bezoekje aan de iets verder gelegen Kanmangafuchi Abyss, een aanrader! In een mooi natuurlijk kader, denk naaldbos-rotspartij-bergriviertje, staat een mooie beeldenrij met aangeklede boddhisvata’s, wat in het door de bladeren gefilterde zonlicht een heel fotogeniek beeld oplevert. Ondertussen kunnen de jongens zichzelf al klauterend en steentjes gooiend in het water weer uitleven, want ook hier: boys will be boys…

Op de terugweg naar huis stoppen we nog even aan een lokale supermarkt voor wat boodschappen. Het parkeerterrein voor de winkel loopt vol met Japanners in traditionele kleren (een vest en een heel kort broekje) en ze lijken opgedeeld in teams. We hebben geen idee wat er hier aan de hand is tot we ze zien verzamelen rond een draagbaar schrijn. Verschillende pogingen om wat meer uitleg te krijgen van de omstaanders monden uit in enkele woordjes Engels en een verontschuldigende glimlach… Het ziet er wel mooi en leuk uit, dus we volgen het begin van de stoet tot we even verder enthousiast worden aangeklampt door enkele deelnemers, of ik niet wil meedoen aan de mikoshi. Mi-watte? De stoet dus.

Nog voor ik goed en wel ja gezegd heb krijg ik een happi, een soort vest, om die al lekker nat is van het zweet van mijn gulle donor. Er worden schouderklopjes uitgedeeld en instructies gegeven, met hier en daar een Engels woordje. Bedoeling is dat verschillende teams letterlijk hun schouders zetten onder de mikoshi om het schrijn door de straten te dragen, alleen weegt die mikoshi wel duizend kilo en meer. Wat volgt is meer dan een half uur gesjouw, gesleur, jolijt, schouderpijn, euforisch ‘oere-oere’ schreeuwen (geen idee wat het ook moge betekenen) en verbroederen met ‘ons’ mikoshi team. De jongens en Els krijgen van alles omgehangen terwijl ik om de zoveel minuten van positie dien te veranderen onder de zware draagpalen… Op het einde van de rit ziet mijn schouder blauw en is er een schuurwond waar de zware houten paal mijn schouder teisterde, maar tegelijkertijd is dit één van de hoogtepunten van onze Japan-reis. Hoe gesloten ze ook lijken, heel soms tonen de Japanners hun hartverwarmende en uitbundige karakter en we voelden ons hier oprecht welkom, hoe toevallig en kort deze ontmoeting ook mocht zijn… Oere-Oere!!

Helemaal uitgetempeld staan we de volgende dag vroeg op om alles in te pakken en weg te wezen… Klaar voor een dagje auto-sightseeing langs de Romantic Highway (route 120) met als begin een heleboel haarspeldbochten op de Irohozaka Winding Road, met mooie uitzichtpunten bij Akechidaira en Kegon Falls. Net voor Lake Chuzenji volgen we de weg links richting de Hangetsu, wat mooie beelden over de bergachtige omgeving en het meer oplevert.
Na de lunchpauze rijden we verder tot aan de Ryuzu Falls en het volgende meer, Yunoko Lake. Wat ons bij deze tussenstops telkens weer opvalt is de outfit van de gemiddelde Japanse toerist. Om bij de watervallen of de uitkijkpunten te komen volstaat meestal een kleine wandeling langs geplaveide wegen of goed onderhouden paden. Maar toch vereist dit een outfit alsof ze een meerdaagse bergtocht aan het ondernemen zijn: stevige bergschoenen, een survivalbroek met zakjes, een Windstopper jekker, een goedgevulde backpack en al dan niet wandelstokken… Best een grappig zicht als je zo’n groepje voorbijgestoken ziet worden door Warre, uitgerust met teenslippers, korte broek en marcelleke…

Iets verderop, naast de Onsenji Temple kan je een kijkje nemen bij de Yunodaira Marsh, waar de hete bronnen met zwavelrijk water bovengeborreld komen… heet en met een reukje aan! Van hieruit wordt het water naar de vele ‘onsens’ of badhuizen geleid waar de Japanners hun nationale sport bedrijven: het baden...

Wat hogerop komen we een hoopje skiënde Japanners tegen, bij 30°! Het Marunumakogen skigebied heeft een helling met borstelmatten volgelegd en zo kan de Japanse skiër ook in de zomer aan zijn trekken komen… Tegen dat de avond valt rijden we Maebashi binnen, hoofdstad van de Japanse prefectuur Gunma, met toch meer dan 2 miljoen inwoners, wat toch gek aanvoelt na een dagje kronkelende wegen en groene weiden en bossen om je heen...

Vandaag willen we de kinderen verrassen met een ritje op de rodelbaan. In een foldertje zagen we naast heel veel Japanse tekens ook een fotootje van zo'n glijbaan in een bos. Na wat opzoekingswerk kwamen we bij het Akagi Forest park uit, maar wat we niet uit het foldertje konden opmaken dat die rodelbaan in de week gesloten was… Kleine ontgoocheling, maar na een fikse boswandeling komen we uit bij een waterstroompje en de waterpret kan de bittere pil van de voorziene glijpartij toch wat vergulden… We trekken verder de bergen in tot aan de top van Mt Akagi en zijn Lake Onuma. Op een schiereilandje verbonden met een helderrode brug staat een al even rood tempeltje dat fel contrasteert met de diepgroene kleuren van de omgeving. In het water zwemmen grote koi’s en zoals op alle Japanse meren dobberen er grote pedalo-zwanenbootjes rond. Als wiedergutmachung voor de gemiste rodelkans peddelen we dan maar wat rond in onze zwaan…

De volgende dag starten we met tanken voor we de bergen ingaan. En zoiets doodnormaal levert een mooi stukje Japans toneel op. Bij het oprijden snelt er al een tankmannetje op ons af: richtlijnen geven en een hele conversatie in het hyper-Japans, waar we natuurlijk niets van begrepen. Cash-o en credit-o begrijpen we en we halen de Visa kaart boven, bingo. Na enkele minuten komt het grappige mannetje terug en ratelt van alles, we gokken erop dat de kaart niet werkt en halen een bankbiljet boven, big smile! Ook al kunnen ze er zelf niets aan doen, de weigering van de kaart vinden ze heel erg en ze zullen nooit zeggen dat het niet werkt… heel hoffelijk allemaal. Ondertussen loopt de benzine en we krijgen een vod om het interieur te poetsen en alle ramen worden langs buiten gelapt… gratis en met de glimlach. Na het afrekenen nog heel wat Japanse klanken en enkele diepe buigingen en we zijn weg, met een grote glimlach.

Onze eerste stop van de dag is bij Mount Haruna en zijn kratermeer, die in Japan veel bekendheid heeft verworven door als decor te fungeren voor een mangareeks en zo ook in Playstation en PC-games terecht kwam. Veel merken we niet van rondracende sportwagens of stripfiguren, buiten de verplichte ronddobberende zwanenbootjes is het hier heel kalm. We rijden door naar Kusatsu Onsen en Yubatake, bekend als het centrum van de warmwaterbronnen. Het toeristische stadje is opgebouwd rond het warmwaterveld dat het dorpsplein domineert. Hier wordt maar liefst 5000 liter heet (tot 95°C) , zwavelrijk water per minuut opgepompt om verdeeld te worden naar de vele omliggende badhuizen of onsen. We proberen een heet (maar dan ook echt héét) voetbadje aan de kant van het warmwaterveld, en zelfs dat water is nog gemengd met wat koeler water… Het is een voorproefje voor onze eerste onsen-ervaring later die dag in het Sainokawara Park.

Het baden in warmwaterbronnen is een eeuwenoude Japanse traditie en verheven tot nationaal cultureel erfgoed. Vrouwen en mannen gaan naar aparte badhuizen en alles gebeurt in je Adam- of Eva kostuum. Er zijn honderden privé badhuizen die warm water uit de bronnen in hun baden laten stromen, maar ook publieke onsen en misschien wel de mooiste zijn de natuurlijke open lucht-exemplaren. Wij gaan naar een grote publieke onsen in het prachtige Sainokawara Park. De jongens nemen afscheid van Els, aangezien het baden strikt gescheiden gebeurt en even later nemen we ook afscheid van onze kleren. Bedoeling is dat je voor je gaat baden je heel goed wast, afspoelt, opnieuw wast, weer afspoelt en dan pas in het bad gaat, zo blijft het water natuurlijk netjes, want wie zit er nu in zijn eigen vuiligheid? (die vieze Westerlingen natuurlijk) Dit open waterbad is nog net iets anders, voorspoelen hoeft niet echt want het aanwezige hete water is zo zuur door de zwavel dat je als het ware een anti-bacterieel bad neemt, geen kans voor ziektekiemen en bacteriën om dit te overleven… Met een pH-waarde van 2,1 is het vergelijkbaar met citroensap of maagzuur, njammie!

Het buitenbad kan meer dan 100 baders tegelijkertijd aan maar bij ons bezoekje verdubbelen we met onze aanwezigheid praktisch het aantal aanwezige baders. Het water is superheet en dat vraagt een beetje wennen maar al gauw dobberen we rond in het meest zure, heldere water met een opaalgroene kleur… Af en toe moet je wat aan de kant gaan zitten om wat bij te komen en af te koelen. De jongens vergeten hun schroom al vlug en plonsen voorzichtig rond, slalommend tussen het komen en gaan van andere Japanse baders. Achteraf voelen we ons als herboren én bacterievrij :-)

Na de onsens trekken we opnieuw de bergen in, en we belanden al snel in mist en zwavelnevels, wat erop wijst dat de ondergrondse vulcanische activiteit nog steeds actief is. We beklimmen een stukje van Mount Shirane om de Yugama krater te kunnen zien. Tussen de flarden nevels door zien we het smaragdgroene water in de krater opflitsen, een prachtig zicht. We keren net op tijd terug om te kunnen schuilen in de wagen voor een plotse regenbui. Tijdens de afdaling en op de parking zagen we schuilplaatsen staan die niet enkel tegen de regen, maar ook voor eventuele as- en lavauitbarstingen bestand waren, maar gelukkig hebben we die niet nodig gehad. Langs kronkelende wegen rijden we tot in Lizuna-machi, Nagano, thuis van de Olympische Winterspelen in 1998. Hier slapen we in één van de vele ski-blokhutten die de regio rijk is, want in de winter komen de welgestelde Tokyoieten hier hun skilatten ombinden.

‘s Ochtends brengen we een bezoekje aan Jigokudani Park voor de Snow Monkeys. Hier vind je een groep Japanse Makaken die zich heel goed aangepast hebben aan de barre levensomstandigheden in de winter, wanneer de temperatuur tot 20 graden onder het nulpunt kan zakken. Dan zoeken ze namelijk de warmte op van de warmwaterbronnen, wat natuurlijk een mooi beeld oplevert. Wij bezoeken de kolonie echter in het putje van de zomer, dus de apen hangen wat rond de waterpoel maar nemen er geen duikje in. We zien ze wel elkaar nauwkeurig uitvlooien en de jonge aapjes zorgen voor veel entertainment. De makaken zijn gewoon aan menselijk contact maar door een goede controle en wat discipline van de bezoekers zijn er hier geen naar voedsel bedelende of agressieve exemplaren te vinden, ze tolereren de nieuwsgierige blikken van de mensen en gaan hun eigen gangetje...

Na het aapjes kijken rijden we wat rond in het Shigakogen gebied, één van de grotere skigebieden. Hier heb je ook veel wandelpaden en bewegwijzerde routes, maar aangezien werkelijk alles enkel in het Japans aangeduid staat is het wat moeilijk om een geschikte wandeling uit te kiezen. Er is nog wat werk aan de toeristische winkel om de Westerse bezoekers nog wat beter te kunnen helpen… We trekken even door een wetland in de buurt en zoeken dan nog wat hogerop, waar we in Nozawa Onsen belanden waar er een kinder Sports Park is. Naast een summerski of een grote zipline kunnen de kids zich hier uitleven op een springkussen, al tubend van een helling glijden en het betere klim- en klauterwerk terwijl wij de schaduw wat opzochten en konden genieten van een blikje ice coffee uit de altijd aanwezige drankenautomaat…

Na ons verblijf in Nagano volgt een lange rit richting Kanazawa, maar voor we die beginnen stoppen we nog even bij het Togakushi Ninja museum, wat naast een museumpje met wat ninja parafernalia ook een heel leuk ninja house herbergt. Hier kan je langs geheime doorgangen, een mini labyrinth, verborgen deuren en trappen je uitweg vinden naar de uitgang. En dat bleek niet zo evident als gedacht, want we bleven in rondjes draaien zonder de uitgang te vinden… Uiteindelijk konden we na wat zoekwerk de uitgang vinden via een vernuftig systeem van geheime doorgangen langs schilderijen, kasten of onder tafels… Eenmaal buiten konden onze ninja’s zich nog wat uitleven op de touwbrug, de klimmuur en de wiebeltoren… Het heiligdom in de buurt, de Togakushi Shrine, laten we vandaag even voor wat het is.

Op onze rit naar Kanazawa nemen we even de Highway, een tolweg met een aardig prijskaartje. Onderweg passeren we minstens 30 tunnels, van enkele honderden meters lang tot verschillende kilometers. We volgen de kustlijn aan de NW-zijde van Honshu tot we weer zuidwaarts gaan richting Kanazawa. Onze airbnb is opnieuw een traditionele japanse woning, waar we vriendelijk welkom worden geheten door de moeder van onze gastheer die nog aan het werk is. Schoenen uit en onze tatami-kamers inspecteren. In één kamer zijn de futons al uitgelegd en in de andere kamer staat een laag tafeltje met kussens eromheen waar we kunnen eten. Rijstpapieren wandjes, schuifdeuren, kunstig houtsnijwerk van Fuji-san, wat decoratie met samoerai zwaarden en snaarinstrumenten leuken de boel op. Onze gastheer heeft een fascinatie voor manga en anime, blijkt uit zijn hobbykamer die volgestouwd is met de uberpopulaire Japanse boekjes, die gaan van Pokemon-achtige verhaaltjes, avonturenboekjes van manga-helden tot de licht- (en hardcore) erotische boekjes waar we in Europa bij manga aan denken.

‘s Avonds leren we onze gastheer wat beter kennen, want die woont ook in het huis. In gebroken Engels (waar we al heel blij mee zijn) gaat het over reizen, Japan, het ingewikkelde Japanse schrift (en hoe onlogisch het Engels voor hen is), zijn interesses en visie op de Japanse en Westerse cultuur. Het zijn deze gesprekken die je wat meer inzicht geven in het échte leven van de modale japanner, iets wat moeilijk te halen valt uit de vele reisgidsen…

In Kanazawa is de toeristische topper de Kenrokue Gardens, één van de top 3 landschapstuinen in Japan. Een mooi park en goed onderhouden tuinen, daar niet van, maar het valt ons allemaal wat tegen… In de buurt passeren we langs een Shinto-shrine en na het obligate bel-ritueel en handengeklap, waar de jongens wel altijd voor te vinden zijn, brengen we nog een klein geldoffer en kunnen in ruil hiervoor een houten wensbordje ophangen in een zee van eerdere wensen, hopen en verwachtingen van andere tempelgangers…

Ondertussen is het wel heel warm aan het worden en zoeken we wat verkoeling in de airco van het Museum voor Moderne Kunsten. Helaas zijn ze net bezig met het vernieuwen van de tijdelijke tentoonstellingsruimte waardoor we ‘De man die de wolken meet’ van Jan Fabre, een deel van de permanente exhibitie, niet kunnen bewonderen… Dan zullen we nog maar eens naar het S.M.A.K. in Gent moeten gaan eenmaal we terug zijn, want daar staat er ook eentje.

Verdere afkoeling vinden we door het eten van een ijsje met bladgoud? ¿Qué? Jawel, bladgoud. Maar liefst 99 procent van alle bladgoud in Japan wordt hier in Kanazawa vervaardigd, meestal voor gebruik in tempels, interieurs, etc… Maar het fijne goud (tot 0,0001mm) kan je dus ook opsmikkelen met een softijsje… Beetje decadent doen op reis mag ook eens zeker? We sluiten ons bezoek aan Kanazawa af met een wandeling in de Geisha wijk tussen de eeuwenoude traditionele huisjes en nemen een kijkje in een authentiek bewaard theehuis, waar de geisha’s fungeerden als gezelschapsdame voor de heren van stand. De link die wij dus leggen met de meisjes van plezier was dus zeker niet de gewoonte voor een geisha, al zullen er wel uitzonderingen geweest zijn...

Weer weg uit de stad,trekken we richting de koelere (nou ja) bergen. Vandaag doen we een route langs traditionele gassho-zukuri (gevouwen handen) dorpjes met hun typische strooien daken die de grond bijna raken. We starten in Ainokura, een klein en gezellig dorp dat door zijn afgelegen ligging nog niet overspoeld wordt met toeristen. De mensen wonen nog echt in deze huizen, of baten er een ryokan-gasthuis uit. Om de twintig à dertig jaar moeten de strooien daken vernieuwd worden en met de hulp van zo’n 100 tot 200 mensen wordt deze klus in enkele dagen geklaard. De jongens wagen zich aan een workshop washi-papier maken: handgeschept papier met vezels uit de schors van lokale planten. Er wordt geschept, geperst, gedroogd en versierd. Otis weet de kunstenaar nog te overtuigen om er enkele Japanse woorden in kalligrafie op neer te pennen, wat natuurlijk niet geweigerd kan worden ;-)

We zetten onze tocht verder langs slingerende wegen door kleine authentieke dorpjes die stilaan plaatsmaken voor grotere ‘toeristendorpen’ zoals Shirakawago, waar de tourbussen op grote parkings een stroom toeristen uitstorten om de gassho-zukhiri huisjes in de omgeving te gaan bezichtigen. Blij dat we de omweg namen en van de rust konden genieten…

‘s avonds overnachten we in GuestHouse Iori, een gerenoveerde traditionele woning van bijna 100 jaar oud. Opnieuw tatami’s en futons en zitten op de grond. Een mens zou ondertussen al eens verlangen om languit in een zetel te kunnen liggen ;-). In het donker gaan we tussen de omliggende rijstvelden nog even op zoek naar vuurvliegjes die hier zouden voorkomen. Een ietwat magere oogst van 3 stuks, maar we hebben ze toch goed kunnen zien. De kleine aantallen zullen waarschijnlijk te wijten zijn aan de moderne landbouwtechnieken, want voor het eerst in Azië zien we in de rijstvelden machines maar ook mannetjes met grote spuiten die de rijstgewassen met pesticide vernevelen… de vooruitgang, mijnheer!

Vanuit Hida gaan we rechtstreeks naar Takayama, een dorpje met veel huisjes uit de Edo-periode, dat wat slachtoffer geworden is van zijn eigen succes. De charmante ochtendmarkt en het oude stadscentrum worden overspoeld door hordes Japanse en Chinese toeristen en de prullariawinkeltjes domineren het stadsbeeld. We ontvluchten de drukte en gaan lunchen in een park bovenop heuvel met uitzicht over het stadje. Er volgt nog een lange rit naar Chino, waarbij we een heel deel volgen van de Nakasendo-route, een van oudsher bekende handelsroute tussen Kyoto en Tokyo. We houden even halt in Narai, een charmant oud postdorpje in de Kiso vallei, wat ons een stuk beter bevalt dan Takayama. Onderweg genieten we weer van de mooie landschappen, we zien waterkrachtcentrales, hoge bergtoppen, slingerende wegen en rivieren. Net voor het donker arriveren we in Chino, waar we een berghutje huren naast een stromend bergriviertje. Driemaal raden waar onze jongens onmiddellijk naartoe trokken om dammen te bouwen…

We zitten weer volop in de Japanse Alpen en gaan vandaag de hort op om de Venus Line te verkennen. Een scenic route langs prachtige bergflanken, wetlands, valleien, vijvers, rivieren en hier en daar een waterval. We houden halt aan Shirakaba en Megami Lake, wandelen tussen de skigondels door naar een kinderboerderijtje in Tatechina en sluiten af met een wandeltochtje in de Kuruyama Highlands. Deze stop was geheel toevallig, want de engelstalige toeristische info is hier nogal schaars, maar we kwamen terecht in een bloemenzee van gele lelies, met een prachtig uitzichtpunt over de hele regio. Een mooie afsluiter van een dagje Japanse Alpen dus.

Iets noordelijker ligt de stad Matsumoto, qua grootte vergelijkbaar met Gent en vooral bekend voor zijn kasteel. Dit houten kasteel is nog in zijn originele staat te bewonderen, ook al dateert het van begin jaren 1600. We worden ontvangen door een in vol ornaat uitgedoste samurai waarna we op kousenvoeten (letterlijk) het vijf verdiepingen tellende gebouw kunnen bezoeken. Ook hier weer staat al de uitleg enkel in het Japans, maar een foldertje met wat summiere info geeft ons een idee welke ruimte voor welke functie diende. Na het kasteelbezoek wandelen we nog wat rond in de buurt langs Nawate-dori met zijn smalle oude winkelstraatjes en een occasioneel shinto shrine langs de kant. In tegenstelling tot bv. Maebashi is het hier een gezellig stadje om even in rond te lopen en de sfeer van weleer op te snuiven.

Op een kaartje van Matsumoto zien we het Alps Park vermeld staan en aangezien we nog wat tijd over hebben gaan we die richting uit… In geen enkele toeristische gids of website vonden we iets weer over dit park (wat voor deze regio wel vaker voorkomt) maar het is een absolute voltreffer. We komen in een gigantisch stadspark terecht boven op de heuvel, met lange wandelpaden, bloemenweides, prachtige vergezichten over de vallei en de omliggende bergtoppen en heel veel vertier voor onze kroost. Na wat zoeken komen we bij het amusementsgedeelte van het park aan en vinden er glijbanen, speeltuigen, een klimwand, touwenparcours, een rolletjesglijbaan, etc… Als afsluiter gaan alle jongens (Yep!) nog eens van de enige te betalen attractie: een 1 km lange rodelbaan, dat was al van op de Chinese muur geleden! Topdagje dus...

Onze tijd in Japan begint nu serieus in te korten en dus moeten we hoognodig richting de trots van Japan: Mount Fuji en de 5 meren die hem omringen. Maar voor het zover is passeren we nog langs een andere Japanse trots: de Hakushu Whisky Distillery. We hadden pas last-minute gezien dat deze distilleerderij op onze weg lag en waren dus helaas te laat om in te tekenen voor de volledige tour mét tasting. Achteraf gezien zou dit wel in mineur geweest zijn want elke chauffeur krijgt een rode Guest-pass rond de nek gehangen waardoor het onmogelijk wordt om ook maar een druppel whisky te proeven… Dan maar genieten van de omgeving waar de stokerij gevestigd is, pal in de bossen met heerlijk ruikende lelies en andere bloemen rond het bezoekerscentrum, waar ook nog een vogelreservaat aan gekoppeld is. We snuisteren wat rond in het museum, waar ondanks de wereldwijde bekendheid van het merk Suntory (uit de film “Lost in Translation” kwamen de gevleugelde woorden: “For relaxing times, Suntory time...” zie https://www.youtube.com/watch?v=XElQLXXyblk ) werkelijk alle info in het Japans is opgesteld… Er is dus duidelijk nog wat werk aan de winkel om de niet-Japanssprekende toerist te ontvangen. Om het verdriet van de gemiste rondleiding en proeverij door te spoelen dan toch maar een flesje Hakushu 1973 gekocht, een single malt naar Japanse stijl die enkel in Japan verkocht wordt… Om straks, eenmaal thuis, met een lekker glaasje mijmerend te kunnen terugkijken op onze reis.

Maar we waren dus onderweg naar Mount Fuji, die door elke Japanner eerbiedig als Fuji-san aangesproken wordt. Deze vulkaan, die al sinds 1707 niet meer van zich liet horen, is hét symbool bij uitstek voor de Japanner. Waar je amper hun nationale vlaggen ziet uithangen duikt de Fuji overal op in toeristische brochures, schilderijen, houtsnijwerk in de huizen en zoveel meer. Hierdoor werd de Fuji in 2003 dan ook niet tot Unesco natuurlijk erfgoed maar als Cultureel erfgoed bestempeld.

We rijden langs Lake Shoiji, het eerste van de 5 Fuji-meren op onze weg en reppen ons naar een plaatsje langs het Motuso-meer vanwaar je het beeld kan zien dat ook prijkt op het ¥1000 bankbriefje. Helaas doet de vulkaan zijn naam van de bedeesde berg alle eer aan... Overal is er blauwe lucht maar pal voor ons zijn er enkel laaghangende wolken te zien en geen Fuji dus. In de zomer blijkt deze gigant zich het liefst achter een dik pak wolken te verstoppen dus blijven we maar even genieten van de vele windsurfers op het meer die tegen razende snelheden over het wateroppervlak scheren… Veel van hen lijken de pensioensleeftijd zelfs al een tijdje overschreden te hebben, maar die krasse knarren laten zich dus niet kennen op het water.
Zonder Mt Fuji gezien te hebben zetten we koers naar Lake Saiko, waar we een huisje aan de oevers van het meer geboekt hebben. Terwijl wij aan de slag gaan met het uitrollen van de futons op de vloer -we verwachten al lang geen ‘echte’ bedden meer- spelen de jongens op het lavasteenstrand bij het water. Na onze dagelijkse portie meeneemsushi begint het toch te kriebelen en gaan we nog op pad voor een Fuji-zicht… We sturen onze huurauto een grindpad op richting een uitkijkpunt maar eenmaal boven treffen we een verlaten plaats aan en kunnen we na even geduld te oefenen toch de top van de Fuji even door de wolken zien priemen. Die wolken zijn echt heel onvoorspelbaar en het hele plaatje kan op 5 minuten tijd zomaar veranderen. Tijdens onze afdaling richting de meren zien we HEM plots opduiken tussen de bomen in een bocht! Maar wat verder is het alweer één en al wolk… zucht. Els zoekt een plaatsje waar we even kunnen wachten en dan gebeurt het, op een slordige parking achter een supermarktje zien we hét nationale symbool van Japan voor ons als de wolkenslierten nederdalen… Toegegeven, het zijn geen Himalaya taferelen en in de winter, met zijn ronde sneeuwhoedje op moet hij nog mooier zijn, maar de combinatie van het uitzicht zelf en de speurtocht om hem te kunnen zien, geven ons toch een gelukzalig gevoel :-)

De dag erna trekken we na het ontbijt naar Oishi Park, bekend voor zijn goede zicht op de Mt Fuji. We komen net op tijd aan, want al snel komen er weer wolken voor de bedeesde berg hangen, ongelooflijk hoe snel dit kan veranderen. De temperatuur loopt al vlug op en de jongens verfrissen zich nog even aan de oevers van Lake Kawaguchiko. Via Tripadvisor wisten we dat er een kleine sake-brouwerij in de buurt was en op het warmste moment van de dag was dit een goed alternatief om de blakende zon even te vermijden. We sluiten aan bij een internationaal gezelschap van bezoekers en krijgen een goede uitleg door de zoveelste generatie van sake brouwers. De jongens luisterden voorbeeldig naar het verhaal van het Fuji-water en de gepolijste rijst die een maand later saké geworden zijn. Afsluiten doen we met een proeverij van 3 sakes, met dien verstande dat de chauffeur eens mag ruiken, nippen en uitspuwen en dat Els wel de volledige degustatie mocht doen. De jongens konden nippen van een glaasje vers Fuji-bronwater en vouwden ondertussen origami-gewijs de infobrochure om tot een kraanvogel (Siebe), een sprinkhaan (Warre) en Mount Fuji (Otis, eigenlijk gewoon een driehoek gevouwen), wat de eigenares wel heel erg kawai (schattig) vond. De brouwerij was al 21 generaties in handen van dezelfde familie en de laatste 500 jaar woonden ze op dezelfde locatie. We mochten een kijkje nemen in hun huis met kamers die de er laatste 350 jaar ongeveer hetzelfde uitzagen en een tuintje met bomen van 300 jaar oud, best wel de moeite! Door hun voorbeeldig gedrag verdienden de jongens een ijsje en we sluiten de dag af met een wandelingetje langs het Lake, helaas zonder een laatste groet aan Fuji-san...


Na twee dagen in de regio heeft het Fujivirus ons helemaal gegrepen... Om 5.30 u staan Siebe en ik op om hem eens in het ochtendlicht te gaan spotten. Eerst vlug eens buiten kijken: blauwe lucht! We springen de wagen in en na één bocht duiken er al witte laaghangende wolken op, ‘t zal toch niet waar zijn zeker?! Maar enkele bochten verder kan Siebe hem al voor het eerst waarnemen… oef. We lopen ons lijstje van uitzichtplaatsjes af en hebben het ene mooie zicht na het andere: met een sluierwolkje voor, helemaal wolkenloos, met reflectie in het water… al vlug zijn we twee uur verder en beginnen de grote wolken zich samen te pakken. Van aan het Motosu-meer zien we de grote berg langzaamaan verdwijnen achter zijn wit dekentje… Bedankt, schuchtere fuji om je vandaag alweer te laten zien. De rest van de dag verkennen we de regio Hakone, samen met vijf meren een deel van het Fuji-Hakone-Izu National Park. Het wordt weer een dagje dalen en stijgen, met uitzichten over de vele vulkanen en bergflanken, maar zonder nog een glimp op te vangen van de Fuji… Na de middag houden we even halt bij Owakudani, een vulkanische vallei met zwavel- en warmwaterbronnen. Dikke witte rookpluimen komen uit de grond en de geur van rotte eieren hangt voortdurend in de lucht. Naast de omhoogspuitende stoom vormen zich felgele kristallen van het sulfergoedje. In 2015 ontstond door een hele reeks bevingen en opgevoerde druk een nieuwe zwavelput, wat er niet alleen voor zorgde dat het hele gebied niet toegankelijk was maar dat een heel deel van de begroeide bergflank aangetast werd door de giftige gassen die vrijkwamen met als gevolg vele dode bomen en struiken. Na de heropening zijn uit voorzorg nog alle wandelpaden afgesloten in de buurt van de zwavelgeisers, ook de poel waar de traditionele kuro-tomago gemaakt worden: eieren gekookt in het zwavelwater waardoor die volledig zwart uitslaan. Ook al zou je er zeven jaar langer van leven, de degustatie van de naar zwavel ruikende en smakende eieren laten we aan onze smaakpapillen voorbijgaan. Wij dalen verder af naar het Ashino meer, waar we de kabelbaan naar boven nemen, naar de top van de Komagatake, slechts op 1356 meter, maar met mooie zichten op de Hakone bergketen en aan de andere kant de kust van Odawara aan de Sagami Sea…
We sluiten de dag af met een ritje over de Hakone Pas, een tolweg die ons langs een scenic drive door de bergen richting Gotenba brengt, onze laatste slaapplaats voor Tokyo… En wie vinden we daar terug? Onze goede vriend Fuji-san! Vanop het balkon van ons appartementje hebben we een fantastisch zicht over de Fuji terwijl de zon ondergaat… onze gastheer Norihiro prijst ons gelukkig dat we hem zo goed kunnen zien en wij genieten ervan al was het de eerste blik die we er op wierpen… In het pikkedonker zien we piepkleine lichtjes die zich voortbewegen op de flanken van de vulkaan: enkele van de naar schatting 600.000 pelgrims (want een echte bergbeklimmer hoef je er niet voor te zijn) die jaarlijks dit nationaal symbool beklimmen en de zonsopgang willen meemaken van boven op hun Fuji...

We zeggen vaarwel aan het Japanse platteland en gaan op weg naar de miljoenenstad Tokyo. Met zijn bijna 40 miljoen inwoners is Groot-Tokyo de tweede grootste metropool ter wereld, na Guangzhou (China) maar dus dubbel zo groot als New York of Mexico City. En hoe uitgestrekt Tokyo is merken we als we er dwars doorheen rijden op weg naar Narita Airport waar we onze huurauto terug moeten inleveren… Voor de gelegenheid nemen we toch nog maar eens een tolweg die ons dwars door het centrum via de Rainbow Bridge naar de andere kant van Tokyo brengt, met minder file of moeilijkheden dan een doordeweekse dag op de Brusselse Ring…
Vanuit Narita sporen we terug naar centrum Tokyo, voor onze laatste airbnb van deze reis. Ruim een uur duurt het traject en we verwonderen ons erover dat we nog heel veel laagbouw en gezellige wijkjes langs het spoor zien liggen, we hadden eerder massieve hoogbouw zoals in Kuala Lumpur verwacht. In de buurt waar we logeren, net onder de Tokyo Skytree, zijn er veel smalle straatjes en steegjes, laagbouw huizen en tot onze grote verbazing heel veel fietsers! Het lijkt wel Nederland, overal moederfietsen met zitjes, felgekleurde kinderfietsen en de occasionele bakfiets… Rond de metro- en treinstations puilen de fietsparkings uit, want om ergens in Tokyo te geraken neem je het openbaar vervoer, wat door de verschillende netwerken van metro, stadstrein en intercitytreinen voor de toerist niet altijd even simpel is. De weg hier vinden is toch net iets ingewikkelder dan Moskou of Beijing…

Bij aankomst in Narita hebben we ons een JR Suica kaart aangeschaft, een kaart waar je krediet op zet en waarmee je alle soorten van openbaar vervoer kan nemen, onafhankelijk van de vervoersmaatschappij zelf. De eerste rit gaat naar het Yoyogi Park aan de andere kant van Tokyo, zo’n 45 minuten sporen ondergronds. Nu we bijna huiswaarts keren willen we de fiets-skills van Otis nog eens testen, want gedurende bijna een jaar heeft hij niet meer gefietst, iets wat hij nog maar net onder de knie had bij het vertrek. Otis kiest op het fietsparcours eerst nog voor een model met zijwieltjes, maar na 5 minuten wordt die al gewisseld voor een zijwielloos exemplaar. Er wordt nog wat heen en weer gezwalpt en een paar keer denken we dat hij nu echt wel tegen de vlakte zal gaan, maar fier als een gieter stuurt hij zijn tweewieler over het fietsparcours, omhoog en omlaag tussen de joggers en onder de bomen…

Hier en daar zien we een vreemde snuiter rondlopen: enkele Japanse vetkuiven die uit de jaren ‘50 weggelopen lijken, een grunge-japanner met sluike oranjebruine haren en een handvol bizar uitgedoste jongedames. Deze buurt staat er bekend voor en ook iets verder in Harajuka gaan we gewoon even zitten, moegeslenterd, en kijken we wat er allemaal voor ons de revue passeert. Volgende halte is Shibuya, met één van de drukste oversteekplaatsen in Tokyo. Het iconische kruispunt vult zich elke aantal minuten met voetgangers die uit alle richtingen en diagonaal oversteken om dan helemaal leeg te lopen net voor de auto’s weer aan beurt zijn. Overigens vinden we dat er hier heel weinig auto’s rond rijden in vergelijking met andere wereldsteden, maar misschien ligt dit aan het feit dat de zomervakantie hier nu ook net begonnen is…
We duiken nog even de koelte van de metrostellen in richting Akihabara of electric town, het stadsdeel van Japan dat bezaaid is met neonreclames en nog meer winkeltjes en megastores die alles aanbieden waarbij ook maar iets van electronica aan te pas komt… In alle vorige landen hadden we de jongens bij het passeren van een speelgoedwinkel beloofd dat ze in Tokyo wel iets konden kopen, want we konden hun speelgoedje toch niet de hele tijd meezeulen zeker en nu was het moment suprème gekomen… Eerst kwamen we in een jungle van anime (Japanse tekenfilm) en manga winkeltjes terecht waar vooral volwassenen lopen rond te shoppen en na een eerste megamall met verkoopwaar gaande van computers tot verwarmde wc-brillen vonden we in een tweede supermall een gigantische afdeling speelgoed. Ze hadden de dag ervoor op straat een jongetje zien spelen met een radiogestuurde auto dus daar hadden ze hun zinnen op gezet, tot de ontnuchtering kwam dat alle aanwezige auto’s maar twee frequenties hadden (27 of 40 Mhz) en dat drie autootjes dus voor problemen zouden zorgen… Uiteindelijk ging Siebe voor een extra spinner en wat budget voor een ander souveniertje en Otis en Warre waren niet alleen enkele afgepeigerde ouders rijker maar ook twee speelgoedauto’s…

Om een idee te kunnen hebben van hoe groot Tokyo werkelijk is moet je de lucht in… Dat kan vanuit de Skytree of de Tokyo Tower, maar een goedkoper alternatief is het bezoekerscentrum van de Metropolitan Government Building. Na wat aanschuiven voert een snelle lift je naar de 45ste verdieping, 202 meter boven de begane grond, van waaruit je een schitterend zicht hebt over de hoofdstad en je de bekende landmarks vanuit de hoogte kan aanschouwen. ‘s Avonds gaan we omgekeerd te werk en bekijken we van benedenuit de verlichte Tokyo Tower. Deze kopie van de Franse Eiffeltoren werd in 1958 gebouwd en meet zelfs 13 meter meer dan zijn originele Franse broertje. De dag sluiten we af met een bezoekje aan een sushi belt restaurant. Hier kan je de versgemaakte sushi van op een rolband pakken die naast je tafeltje passeert. De jongens zijn natuurlijk gefascineerd en spelen het ene schoteltje na het andere binnen… En als ze iets via de iPad-menukaart bestellen komt dat ene gerechtje netjes tot aan onze tafel geschoten op een aparte rolband… plezier in sushi-land!

Onze laatste dag in Tokyo spenderen we in de Asakusa-buurt, niet zo ver van ons logeeradres. Om het af te leren bezoeken we nog éénmaal een tempel, de Sensoji-tempel, die we bereiken na een een hele rist souvenirstalletjes in de gezellig drukke Nakamise straat. De jongens staan al lang niet meer versteld van een tempel meer of minder, maar toch kunnen we hun interesse wekken met wat shinto-rituelen waarbij ze een offer in de vorm van een muntstukje kunnen geven in ruil voor een wensbriefje die ze kunnen kiezen. Heb je een goede voorspelling, dan hou je het briefje bij, kies je een minder gunstige voorspelling dan knoop je het papiertje om één van de rekjes die overal opgesteld staan… Na twee offers hadden we al geluk en konden we een positieve voorspelling mee naar huis nemen, geluk zal ons deel worden ;-)

Enkele straten verder struinen we door de Kappabashi buurt, beter bekend als kitchen street. Hier bezwijmelt elke rechtgeaarde foodie bij het zien van alles wat hier te koop aangeboden wordt, van de scherpste Japanse chef-messen, over duizenden bakvormpjes tot levensechte plastic gerechten, sampuru genaamd. Al meer dan honderd jaar worden hier de lekkerste gerechten nagebouwd in een wax-achtige substantie die dan in de toonbanken belanden als aanwijsvoedsel, het is eens iets anders dan een menukaart met foto’s. De sampuru is hier verheven tot een heuse kunstvorm, met bordjes sushi of kommen noedelsoep die er smakelijker uitzien dan de echte versies… Goedkoop zijn de modellen zeker niet, maar je vindt ze in praktisch elk restaurant terug en vormen zo een echt onderdeel van de Japanse keuken.

Ons bezoek aan Japan sluiten we af met een wandelingetje in het Ueno-park. Al kuierend langs de Shinobazu Pond met zijn grote roze waterlelies verwonderen we ons er over hoe snel dit laatste jaar voorbijgevlogen is. Moeilijk voor te stellen dat we 24 uur later al weer op Europese bodem zullen staan… Nog niet onmiddellijk naar huis, want eerst moeten we dat origineel model van de Tokyo Tower nog eens gaan bewonderen. Allez hop, weg zijn wij, op naar Parijs!

Foto’s

2 Reacties

  1. Antoinet en Ronnie:
    15 september 2017
    Prachtig! Wat een reis hebben jullie gemaakt zeg. Ben benieuwd hoe t nu is om weer thuis te zijn. Zal wel weer even moeten wennen denk ik. Groeten van Ronnie en Antoinet
  2. Wouter:
    9 november 2017
    Hey Ronnie en Antoinet, was jullie reactie even uit het oog verloren ;-) Het was dan ook even druk bij onze terugkeer... opnieuw wennen aan het 'gewone' leven, veel bezoekjes en het werkritme terug proberen te vinden. Hoe verloopt jullie motortrip Down Under ondertussen, al een heel eind opgeschoten zeker? Wij waren afgelopen herfstvakantie trouwens in Fryslân (Janum, bij Dokkum) en moest aan jullie denken :-) Jullie avonturen langs de Westkust hebben we even kunnen volgen via http://avcmc.iinet.net.au/201707/oz_1.html , benieuwd of er nog meer komt! Heel hartelijke groeten van Wouter en Els