Awesome Australia, Pt.2

5 juni 2017

The Gibb River Road

Dag 15, ongeveer halfweg, komen we aan in Broome. Deze stad (nu ja, 12.000 inwoners) is tegenwoordig een toeristische bestemming, zeker door het hoge aantal Grey Nomads dat hier komt overwinteren… Waar gepensioneerden in België in Benidorm of Tenerife gaan overwinteren trekken de 65+’ers hier van het koelere zuiden naar het warmere noorden.

We installeren ons op een camping en gaan een kijkje nemen op het befaamde Cable Beach, parel aan de kroon van Broome. Helemaal ondersteboven zijn we er niet van, een mooi strand, dat wel ja, en een mooie zonsondergang, ook dat, maar geef ons toch maar de uitgestrektheid en rust van Eighty Mile Beach dan deze toeristische variant ervan… De jongens zijn al lang blij met zand en water, die bekijken dat soort dingen toch door een andere bril. En Siebe heeft zijn onafscheidelijke vishengel weer mee.

Net voor we er vandoor willen gaan heeft hij nog beet ook. Een visje (een zalmpje blijkt) met een redelijk formaat, net groot genoeg om deze avond klaar te maken op de barbecue. En ook al vangt Siebe ze graag, de vis opeten laat hij over aan Warre ;-)

De volgende dag breken we de boel snel op en trekken verder richting Derby, het officiële vertrekpunt voor de Gibb River Road. De GRR is een beruchte track dwars door de Kimberley van Derby tot Kununurra, 650 km dirt road door de pure Outback. Tijdens het regenseizoen van december tot maart is deze weg niet berijdbaar en overspoelt ze op vele plaatsen. Dit jaar kenden ze een van de ergste Wet Seasons ooit opgemeten, waardoor de GRR slechts heel laat openging en vele kloven en waterholes niet bereikbaar waren omwille van weggespoelde wegen. In Derby zouden we te weten komen wat wel en wat niet toegankelijk zou zijn…

Onderweg komen we onze eerste boabs tegen, het teken dat we nu echt in de Kimberley aanbeland zijn. Deze bomen zijn broertjes van de Afrikaanse baobob, een boom met een ferme stronk die wanneer hij geen bladeren draagt er uitziet alsof hij met zijn kruin in de aarde is geplant en zijn wortels bovenop zitten… We parkeren onze auto in de schaduw van zo’n baob en gaan een kijkje nemen in het Tourist Centre voor de laatste update omtrent de Gibb. Eerst het goede nieuws, de GRR zelf is helemaal open en in goede staat. Het mindere nieuws is dat enkele toeristische toppers (Windjana Creek, Bell Gorge, Tunnel Creek,…) nog steeds gesloten zijn. De weersomstandigheden zijn nu wel optimaal, maar de wegen ernaartoe waren of weggespoeld of helemaal naar de vaantjes gereden door enkele overmoedige 4x4 rijders die het verbod hadden genegeerd…

Plan B dan maar, meer dan genoeg te zien op en langs de Gibb en voor ons betekent het gewoon minder keuzes maken, want alles kunnen we toch niet zien op deze beperkte tijd. Net naast het Visitor Centre ligt het plaatselijke openbare zwembad en we besluiten ons nog even te verfrissen en af te spoelen voor we 7 dagen het rode stof induiken. We lezen nog wat in over de Gibb, consulteren voor een laatste keer het wereldwijde web want de Outback is hier écht de Outback… er is hier geen telefoonsignaal laat staan wifi, enkel een sateliettelefoon biedt soelaas bij pech. Wij rekenen op de hulpvaardigheid van passanten mochten we in een pechsituatie verzeild geraken, want dat is heilig in de Outback, iemand met pech wordt steeds geholpen. We hebben wel een satelliet-noodbaken mee voor in uiterste nood, maar voor wagenpech en andere niet-levensbedreigende situaties mag je dit niet gebruiken… Fingers crossed dus.

We slaan onze tent op in de schaduw van een boab in Birdwood, net op het begin van de GRR. We zien een kangoeroe weghoppen, horen de vele boomkikkers al kwaken en koken ons potje bij een ondergaande zon… Met het ochtendgloren schieten we in actie. Eerst een stevig pannenkoekenontbijt en dan klaar voor onze eerste Gibb-kilometers… die in den beginne toch wat ontgoochelen. Onder onze wielen, die we al in 4x4 modus gezet hebben, schiet nog wat teveel asfalt onderdoor dan we zouden willen… en de stukken zonder asfalt zijn brede dirt roads waar vlotjes op kan doorgereden worden… beetje saai dus. Gelukkig komen we heel wat deelnemers van de Gibb Challenge tegen. Dit zijn teams van enkele mountainbikers die de meer dan 600km GRR op hun fiets afleggen, door het stof onder een loden zon, alles ten voordele van het goede doel… Chapeau! We moedigen elke deelnemer aan met wat getoeter en elke ontmoeting breekt de sleur van de dirth highway.

Na 170 kilometer komen we aan de afslag richting onze avondstop, Mount Hart Homestead. Van hieruit is het nog een 50-tal kilometer échte offroad: stoffige wegen met putten en bulten, corrugations (wasbordpatronen op de weg die ervoor zorgen dat alles davert in de wagen, zeker als je té traag rijdt), creek crossings, hellingen, afdalingen en dat alles in een fantastisch mooi landschap, waar Els toch net iets meer van kan genieten dan de chauffeur die zijn beide ogen maar best op de weg gericht houdt. We rijden hier dwars door de King Leopold Ranges, een natuurgebied van 4000km2 met een naam die wel een belletje doet rinkelen. De bergketen kreeg zijn naam door de ontdekker Alexander Forrest als eerbetoon aan die Belgische koning die wel heel veel interesse toonde in expedities naar onontgonnen streken...

Ruim voor zonsondergang komen we aan op een leuke kampeerplaats met nog tijd genoeg voor het opslaan van onze tent, aperootje en potje koken, genieten van de ondergaande zon en wat houtgesprokkel voor ons kampvuurtje. Van hieruit kunnen we geen kloven of andere bezienswaardigheden gaan bezoeken, maar de rit hiernaartoe en terug was op zich meer dan de moeite waard.

Next stop, Mornington Wildlife Sanctuary. Na een kort ritje op de Gibb River Road zelf komen we aan de afslag richting Mornington. Hier staat een radiohokje waar we onze komst kunnen aankondigen, want van aan de afslag is het nog 90 km op hun oprijlaan tot aan het kamp zelf, dat in handen is van de Australian Wildlife Conservancy. Deze privé-organisatie beschermt zo’n 3,8 miljoen hectare natuurgebied, waarvan 300.000 hectare in dit park. Ze proberen vooral de originele habitat te reconstrueren van de oorspronkelijke bewoners, want door veehouderij en invasie van andere exoten (cane toads, wilde katten,…) zijn er heel wat kleine zoogdiersoorten die met uitsterven bedreigd werden. Bij Mornington ligt nog eens een specifieke klemtoon op vogels en met meer dan 200 soorten van die gevederde vrienden hebben ze wel een stevige portfolio in handen.

De rit op zich is opnieuw indrukwekkend en pure verwennerij voor de 4x4-rijder. Alhoewel de lange wasbordstroken en plotse hindernissen alle concentratie opslorpen en het een pittige rit is… Moe maar voldaan bereiken we het kamp waar we zelf een plekje kunnen uitzoeken en op ons gemak het achterliggende kreekje langs een wandelpad kunnen ontdekken. In de doorspoeltoiletten wacht ons nog een aangename verrassing als we het deksel openen… meer dan tien paar ogen van felgroene kikkers staren ons aan, hier voel je je toch een beetje bekeken, dan liever een longdrop zonder nieuwsgierige gasten!

Ook hier heeft het regenseizoen er stevig ingehakt. De weg naar de Dimond Gorge is onberijdbaar dus opteren we voor enkele alternatieven die zeker de moeite waard zijn. Zoals altijd staan we ‘s ochtends bij het krieken van de dag op wat ons even wat koelte kan bezorgen want vanaf een uur of acht, negen begint de hitte al te wegen. Ideaal dus om wat verfrissing te gaan opzoeken in de Bluebush Waterholes: koele waterpoelen in de Fitzroy River waar een frisse duik mogelijk is en de jongens aan de slag gaan met dammen bouwen. In de zanderige oevers zien we sporen van slangen en andere reptielen die zich nu ergens schuil houden zonder dat we ze in de gaten krijgen, misschien maar best…

In de namiddag verleggen we ons naar de Sir John Gorge, één van de mooiste en meest uitgestrekte kloven van de Kimberleys. Maar liefst 23 km lang, middendoor gesneden door de machtige Fitzroy River, met stroomversnellingen, zwempoelen en uitgestrekte oevers om langs te wandelen. We hebben deze plek hier helemaal voor ons alleen en installeren ons aan de waterkant. We zien Rainbow Bee-eaters hun middagmaal bijeen jagen, enkele forse libellen moeten eraan geloven, een mooi schouwpel… De jongens vonden zoals altijd wel ergens iets om modder van te maken en gaan als volleerde rock artists aan de slag met het fabriceren van rotstekeningen en hoe vuiler ze er van worden, hoe liever natuurlijk!

Ondertussen hebben we goed kunnen wennen aan de Outback: de uitgestrektheid, de weidsheid, de onbereikbaarheid, de lange hobbelige ritten, de meest wonderbaarlijke uitzichten, het rode stof dat overal kruipt en blijft plakken, de longdrop toiletten, het al dan niet kunnen douchen, het vroeg opstaan en ook vroeg onder de veren, het leven op het ritme van de natuur omringd door zoveel natuurpracht… En als je dan ‘s avonds, met dat ene frisse pintje van de dag onder het hemels firmament zit te staren naar al die sterrenpracht, tja, daar kan weinig tegenop…

Another day, another gorgeous stop: Adcock Gorge. Dit pareltje bereikten we na een kort maar heel rotsachtig ritje. Pas op die momenten besef je in wat voor beest we rondrijden, ieder moment denk je vast te geraken of niet over die put te kunnen maar met het nodige motorgegrom klaren we de klus. Een korte wandeling leidt ons langs een lelievijver en een kabbelend stroompje naar de kloof zelf met een fantastische waterpoel waar een waterval op droogseizoenformaat (wat klaterend, niet stormachtig razend) in uitkomt… We installeren ons in het zonnetje en genieten. De jongens gaan weer op in hun spel met autootjes en dammetjes/torens bouwen en wij nemen een frisse duik en drogen weer veel te snel op in de Australische middagzon…

Onderweg naar Manning Gorge komen we nog een fikse bosbrand tegen langs de weg. Hoogstwaarschijnlijk een ‘prescribed burning’, een opzettelijk brandje om later, als het overal kurkdroog is, veel erger te voorkomen… De branden zorgen er ook voor nieuw leven en sommige bomen hebben zelfs het vuur nodig om zich voort te planten… Hoe mooi zit die natuur wel niet in elkaar.

Na onze wagen nog eens volgetankt te hebben bij Mt Barnett Roadhouse is het maar een boogscheut naar de Manning Gorge. Overigens, tanken doe je bij elke mogelijkheid die zich voortdoet, want een volgend tankstation kan zich makkelijk 400km verder bevinden en een lege tank is wel het laatste wat je hier wil tegenkomen, geen wegenwacht in de buurt om dat snel op te lossen! Naarmate je dieper op de GRR bent stijgen die prijzen wel exponentieel, van $1,30 voor de Gibb tot meer dan $2,00 halfweg… en die 4x4’s staan nu ook weer niet bekend om hun zuinig drinkgedrag…

Ook al zijn we hier in de koelere maanden, dit blijkt heel relatief. Als we de volgende dag al om 8.30u vertrekkensklaar staan voor de Manning Gorge Trail blijkt het (a) al serieus warm te zijn en (b) komen we al mensen tegen die op de terugweg zijn, die zijn er dus écht vroeg op uit getrokken om de hitte te verslaan. Het pad naar de watervallen is saai en biedt weinig uitdaging aan de jongens die door de hitte al snel beginnen te zagen en klagen over hoe ver en hoe lang het nog is… Echt zo’n momentje dat je superblij bent dat je op wereldreis vertrokken bent mét de kinderen dus… Het is ook geen korte wandeling dus het is op de tanden bijten, veel stoppen, water drinken en hen proberen af te leiden en te motiveren. Het geruis van de watervallen in de verte klinkt dan ook als muziek in de oren. De pas wordt nog een beetje versneld en bij het eerste water vliegen de kleren al uit voor de ultieme verfrissing. Er is een grote zwempoel en bij de watervallen kan er geklommen, gegleden, gesprongen en geploeterd worden.

Voor de terugtocht springen we nog eens met al onze kleren het water in om zoveel mogelijk koelte in te slaan voor tijdens het wandelen maar ook hier zijn we blij als we bij het eindpunt, de Manning River, terug aankomen. Ook al liggen er iets verder wat zoetwaterkrokodillen te zonnen op de rotsen, we genieten intens van het koele water, natuurlijk met de wetenschap dat deze schuwe beestjes (meestal) ongevaarlijk zijn voor de mens.

Onze laatste echte GRR-dag is al aangebroken. Op dit stuk tussen Manning Gorge en El Questro kunnen we goed doorrijden en een 340 km dirt road later bereiken we het officieuze eindpunt van de Gibb: El Questro, daarna wisselen we het rode stof weer voor het grijze asfalt. Onderweg passeren we nog enkele mooie look-outs over de Cockburn Ranges en de oversteek van de Pentecost River is waarschijnlijk het meest gefotografeerde deel van het hele traject. Hier heb je een hele brede creek crossing van een zestig meter met een mooi uitzicht op de Cockburn Ranges op de achtergrond. Tot groot jolijt van de jongens -en mezelf natuurlijk- rijden we vier keer op en af door het water om fotografe Els haar werk te laten doen… Leuk!

El Questro is een mega home station van meer dan 1 miljoen hectare groot. De cattle station (veebedrijf) is nog steeds actief, maar de toeristische inslag is big business geworden. Op El Questro is er van alles te zien en doen: kloven, watervallen, zwempoelen, warmwaterbronnen, uitzichtpunten, visuitstapjes en helicoptervluchten. De happy few kunnen er zelfs luxueus overnachten in de Homestead, maar wij opteren dan toch maar voor een campingplaatsje bij de rivier waar we als afsluiter van de dag bij zonsondergang nog een duikje in gaan nemen.

De volgende dag staan we heel vroeg op, ontbijten in een sneltempo en plooien de daktent vlug dicht om op tijd op onze eerste uitstap te zijn: de Zebedee Hotsprings. Deze natuurlijke warmwaterbronnen zijn niet voor niets populair en erbij zijn voor de dagjestoeristen per bus aangevoerd worden is dus een must. En zo geschiedde: om 7.00 u ‘s ochtends liggen we al tussen de rotsblokken en laten het heerlijke warme water van de bron, zo’n 28 à 32 graden warm, over ons stromen. Het is echt badderen, de jongens maken ons badje nog wat groter door de wanden nog wat verder te bouwen met wat aanwezige rotsblokken en wij genieten van de warmte, het uitzicht van de met palmen omzoomde oase en een gezellige babbel met een Ozzie die jaarlijks Brussel bezoekt voor de grootste visbeurs ter wereld… De jongens zouden hier nog wel uren kunnen blijven ploeteren maar we gunnen de anderen ook nog wat warm water en na een uurtje of twee beginnen we aan het verdere programma van die dag met een bezoekje aan de Amalia Gorge.

Ook hier is het al snikheet als we door de kurkdroge rivierbedding hoppen van de ene steen naar de andere en onderweg nemen we dan ook ruim de tijd om wat te pauzeren bij een klaterend stroompje waar de gebroeders zich weer kunnen uitleven met hun bouwwerken. Iets verderop springen we van de rotsen in de diepe zwempoel en bij aankomst aan de waterval op het einde zien we nog een grote Mertens Water Monitor (soort varaan) zijn zonnebank verlaten en wegzwemmen naar voor hem veiliger en kalmer oorden…

Om de dag af te sluiten gingen we nog even snel een kijkje nemen bij de Saddleback Ridges Lookout. De dag voordien had de jongedame aan de receptie ons namelijk gezegd dat dit een gemakkelijk uitje was om te doen met de 4x4. In het begin loopt alles nog vlotjes al verbazen we ons toch over een diepe river crossing en een rotsachtige weg, maar ja, die Ozzies zijn natuurlijk wel wat gewoon. Aangezien het hier om een lookout gaat moet er toch ook wel wat geklommen worden en toen begon het plots toch iets spannender te worden… Er was natuurlijk dat bordje met “4x4 Experienced Drivers Only” maar ja, had die freule niet gezegd dat het gemakkelijk te doen was? Of had ze gewoon de verkeerde lookout aangewezen? Hoe hoger we gaan, hoe steiler het wegje wordt en hoe meer grote rotsblokken en putten elkaar afwisselen hoe meer we het Spaans benauwd krijgen.

Zwoegend en met een wel heel stille achterbank bereiken we een eerste uitzichtpunt vanwaar we hopen dat het verdere parcours nu in lusvorm naar beneden gaat, maar nee hoor, blijkt dat er nog een korte afdaling met een nog steilere slotklim als apotheose op ons ligt te wachten. Heel veel genieten van het fabuleuze uitzicht boven was er niet echt bij… mijn gedachten dwaalden af naar die immense putten die we daarjuist tegenkwamen in dat stukje afdaling, hoe geraken we daar ooit weer op?? Want er was dus wel degelijk geen lus… de weg die we daarjuist deden moest nog eens omgekeerd afgelegd worden ook… en wat als je hier een tegenligger hebt? Kruisen lukt hier echt nooit ofte nimmer… Enfin, niet geheel ontspannen begonnen we er toch aan, weinig andere keuze natuurlijk. Het hobbelde en botste en schudde en beefde maar uiteindelijk beet het beest door en met een torenhoog adrenalinepeil en toch wat trots bereikten we opnieuw onze camping… Toch net iets meer actie dan we nog verwacht hadden en een waardige afsluiter van ons Gibb River Road hoofdstuk!

Purnululu

Net buiten El Questro, voor we het asfalt opgaan, pompen we de banden weer op om ze over een kilometer of 350, bij de toegangsweg naar Purnululu weer af te laten… Terug asfalt betekent ook weer vlotjes doorrijden en zo staan we snel in Kununurra voor een noodzakelijke winkelstop… We zaten door onze voorraad en hadden onderweg, in een outback-roadshop al een diepvries wattenbrood aan €7 en een doos melk aan €6 gekocht dus voor grote boodschappen moet je daar niet zijn! Met wat verse groentjes en vlees zetten we koers naar Purnululu, beter bekend als de Bungle Bungles. Van aan de afslag aan de Northern Highway is het nog 60 km landinwaarts, 4x4 only. Wederom een heerlijke weg in een prachtig landschap, een mooi voorsmaakje van wat we de volgende dagen mogen verwachten.

Het ontstaansverhaal van het Purnululu National Park is op zijn minst bijzonder… pas eind jaren ‘80, toen een lokale cameraploeg met een heli quasi toevallig over het gebied vloog en er beelden van maakte kwam dit natuurfenomeen in de schijnwerpers te staan. De aboriginals kenden het natuurlijk al langer, en enkele farmers die er cattle stations hadden ook maar die zagen er het bijzondere niet echt van in. Pas na het uitzenden van de beelden kwamen er nationale instanties in actie die van het hele gebied een Nationaal Park maakten en zo het toerisme naar deze uithoek brachten. Je moet er een serieuze omweg voor over hebben en het park is uitsluitend bereikbaar per 4x4 maar het is dan ook absoluut de moeite om te zien…

Het meest bekende deel van het park zijn de domes, een soort versteende oude bijenkorven met oranje en grijsbruine horizontale strepen. De koepels werden door eeuwenlange erosie door afwisseling van droog- en natseizoenen uit de bodem gesleten van een hoger gelegen plateau, een natuurfenomeen dat nog steeds aan de gang is. In het oranje ochtend- of avondlicht levert dit echt spectaculaire kleuren op en er tussen wandelen of rondrijden geeft een magisch gevoel. Thuis hebben we al 15 jaar een groot fotoboek liggen over Australië met deze heuvels op de kaft en nu lopen we gewoon in die foto rond… We spenderen de hele dag met genieten van het uitzicht, een tocht naar de Cathedral Gorge met natuurlijk een indrukwekkende rotszaal op het einde van de kloof, zo groot als een kathedraal! We lopen over de droge rivierbedding van de Picaninny Creek en het lijken wel versteende golven. In het regenseizoen is dit een woeste, witkolkende rivier, nu staat hij droog met hier en daar een kreekje of een kleine poel.

Als we in de namiddag terugkeren naar de camping maakt Otis alweer vriendjes bij de buren, ditmaal de Australische Dylan die met zijn ouders en jongere broertje 9 maand op reis is door hun eigen land. Er wordt gelopen, gelachen, gegiecheld en speelgoed uitgewisseld, alles in de universele speeltaal van twee kleuters…

Na de koepels gaan we de volgende dag voor de kloof in de kloof… de Echidna Chasm. Een Chasm is een barst die ontstaan is in een wand van de kloof en zo een spleet vormt over de hele diepte/hoogte van de kloof. Er in wandelen is een hele belevenis, naar mate je verder komt zie je de wanden steiler worden en de ruimte ertussen smaller en smaller. Op bepaalde plekken raak je met beide handen de tegenovergestelde wanden en kan je zo meer dan 100 meter naar boven kijken in de kloof. Af en toe loop je onder een rotsblok die klem kwam te zitten toen hij naar beneden tuimelde in de smalle afgrond... Veel aanmoediging om door te wandelen hebben de jongens hier niet nodig, ze klauteren over de rotsblokken, springen van de één naar de ander en zetten er flink de pas in tot op het einde waar de scheur dood loopt. Ze vinden er vuurstenen en hopen met beide stenen ketsend tegen elkaar een fikkie te kunnen stiken, maar aan die survivalkwaliteiten mogen ze nog iets verder blijven werken ;-)

Ondanks het eindje om rijden waren de Bungle Bungles op en top de moeite waard en tijdens de 60 km lange terugweg naar de hoofdweg kijk ik af en toe nog eens in de achteruitkijkspiegel naar het schitterende landschap dat steeds kleiner wordt…

Next stop: Lake Argyle! Om de lange rit van Purnululu naar Katherine, in de Northern Territory, wat te breken houden we halt bij één van de grootste door de mens gemaakte meren van Australië en de wereld. In de jaren ‘60 en ‘70 hadden ze het plan opgevat om de droge streek rond Kununurra te bevloeien met een heel irrigatienetwerk met water uit de Ord River. In het regenseizoen aan water geen gebrek, maar in het droogseizoen was er geen druppel water te vinden natuurlijk. Ze besloten een dam aan te leggen en zo ontstond een immens bassin om het overvloedige water op te vangen en geleidelijk te lossen naar de vele landbouwgronden en plantages in de buurt… Lake Argyle was geboren, met maar liefst een oppervlakte van 1000 km2.

Vanop onze camping hebben we een mooi uitzicht over een heel klein stukje van dat meer, wat al serieus de moeite lijkt… een zee tussen de hoge bergwanden die het zoete water omsluiten. De infinity pool bovenop de bergkam levert mooie kiekjes op maar het water is verbazingwekkend koud… ijskoud zelfs en dat voor temperaturen die overdag toch tot boven de 30° gaan… We maken nog een wandeling naar een uitzichtpunt over de dam en het meer en de jongens gaan weer spelen bij hun campingvriendje Dylan die hier toevalligerwijs een dag na ons ook neerstreek en net naast ons een plaatsje kreeg toebedeeld. Het feit dat de jongens nog eens met ‘vers’ speelgoed aan de slag konden zorgde voor enkele kalme uurtjes voor ons, mooi meegenomen dus!

Maar toen kwam niet alleen het moment om Dylan en zijn familie uit te zwaaien, maar ook de staat West-Australia… Vandaag steken we de grens over en belanden in het Northern Territory om uiteindelijk onze reis af te sluiten in Darwin. De Australische buren hadden ons Edith Falls aangeraden, nabij Katherine en het Nitmuluk National Park en onze lange rit van vandaag zouden we daar beëindigen. Een korte stop in het Tourism Centre van Katherine later mochten we onze planning al weer wijzigen. De camping bij EdithFalls stond al vol en de beste optie zou zijn om naar het kampeerterrein van Katherine Gorge te gaan. Weinig charme aan die camping, maar we zagen er wel wallaby’s (met jong), kleine en grote vleermuizen bij valavond en felgekleurde papegaaitjes bij het ontwaken. We betrapten ook een wallaby-moeder en haar jong die de proviandvoorraad van enkele kampeerders aan het plunderen waren, ook al zat die netjes opgeborgen in plastic bakken…

Voor mijn verjaardag gingen we die dag naar een Aboriginal Culture Experience. We hadden de jongens wel al wat verteld over de oorspronkelijke inwoners maar buiten de wat marginale exemplaren die rond de shopping malls zwierven hadden ze nog niet echt contact gehad met de aboriginals. Samen met nog enkele andere toeristen werden we vriendelijk ontvangen door een ouder koppel die de experience op poten gezet had. Zij gaven ons een introductie over het leven van de hoofdgast Manuel, die in zijn eigen taal Godjok werd genoemd maar door het schoolwezen de heel on-Australische naam Manuel werd toegedeeld. Opgegroeid in de bush, zoveel mogelijk de school ontvlucht (omdat hij er Engels moest spreken en die taal niet machtig was), later als klusjesman in een school de taal toch geleerd en al zijn hele leven een Rarrk-painting artist, een traditionele aboriginal schilderstijl met rasters van fijne lijntjes, vergelijkbaar met de stipjes schilderkunst van de aboriginals in het centrum van het land.

We werden door Godjok verwelkomd op de bezwerende tonen van de didgeridoo en hij vertelde ons kort wat over zijn persoonlijke geschiedenis, zijn voorliefde voor bush-tucker (eten uit de bush) waaronder ook roadkill op het menu staat. In plaats van te gaan jagen speuren de bushmen tegenwoordig in de vroege ochtend het asfalt af op zoek naar verse slachtoffers van het verkeer. Zo vindt hij soms een dode moeder-wallaby met jong, waarvan de moeder dan in zijn bord belandt en het jong met de hand opgevoed wordt door de bezielers van de cultural experience. Twee van die kleine rakkertjes, gehuld in een warme handdoekbuidel, konden de jongens zelfs eens vasthouden en oudere exemplaren die terug in het wild leefden kwamen er af en toe ook een stukje zoete aardappel schooien… Na de verhalen en een bush-lied aanhoord te hebben mochten we zelf ook eens de handen uit de mouwen steken en kregen we een initiatie in het Rarrk-schilderen. De schilderijtjes zien er in het eerste zicht kinderlijk naïef uit: simpele lijnen en contouren, basic kleuren en een patroontje in het midden maar er schuilt wel degelijk meer achter. Zo zijn de rasterpatronen eigen aan een bepaalde stam (3 lijntjes voor Godjok zijn tribe, pay attention!) en is het een huzarenwerkje om met een fijn penseeltje van taai gras gemaakt de lijntjes deftig op een stukje canvas te krijgen. Maar uiteindelijk slagen we er toch allemaal in om ons eigen kunstwerkje af te werken. Minstens even intensief waren de pogingen om met enkel een houten stokje een vuurtje te maken. Na enkele verwoede pogingen van andere gasten en onze drie Robinsons slaagde ondergetekende er als vuurmeester toch in om met heel veel krachtig gedraai een miniscuul gloeiend hoopje houtmeel te creëren dat met wat geblaas het droge gras in vuur en vlam kon zetten: life goal achievement completed!

Na het culturele hoofdstukje gingen we verder op tocht naar de Edith Falls, ons oorspronkelijke doel. De buren hadden gelijk; we treffen er een heel mooie bushcamp met wat extra faciliteiten aan (douche, spoelwc, gasbbq) en installeren ons bij een mooi stukje gras, een welkome afwisseling na al dat rode stof… Er wordt nog wat geklonken met wat Australische bubbels en als verjaardagsdiner belandt er een stukje malse kangoeroe op de barbekjoe!

De Edith (of Leliyn in de plaatselijke Jawoyn taal) Falls hebben een Upper en een Lower Pool. Die onderste zwempoel is een grote, ietwat saaie zwemvijver maar de bovenste zwempoelen zijn meer dan de moeite waard. Hiervoor moet je wel een stevige klim inzetten maar de beloning is er naar als je eenmaal boven bent. De waterval komt in verschillende overloopbekkens terecht en creëert zo telkens nieuwe poelen die in verbinding staan met elkaar. Tussen die poelen ontstaan stroomversnellingen en dat zorgt natuurlijk voor heel wat plezier en vertier… Zoals wel vaker in deze situaties moeten we de jongens er uitsleuren om aan de terugtocht te kunnen beginnen, echte waterratten zijn het.

We laten Katherine achter ons en trekken naar de laatste bestemming van onze roadtrip: Litchfield National Park in de Top End. Hier waren we 15 jaar geleden, tijdens ons eerste bezoek aan Australië, ook al eens en kijk, al die jaren later stonden we er opnieuw, met veel vergeten herinneringen en drie extra passagiers op de achterzetel…

Bij het binnenrijden van het park zien we de majestueuze woonplaatsen van de kathedraalmier opduiken: de Cathedral Mounds. Torens van wel vijf meter hoog, gemaakt door een diertje van 5mm groot… faut-le-faire! En hoe mooi de natuur wel niet ineen zit bewijzen hun neefjes, de Kompasnaaldtermieten met hun Magnetic Mounds. Iets kleinere bouwsels, maar zo vernuftig opgebouwd dat de smalste kant van hun termietenhoop loodrecht op de zon staat op het warmste moment van de dag, zodat de impact van de hitte tot een minimum wordt herleid… mooi toch?

We vinden nog net een plaatsje op de kampeerplaats bij de Victoria Falls, want het is weekend en dan komen de inwoners van Darwin al eens graag kamperen in Litchfield. Op de anders zo rustige campgrounds heerst er voor het eerst een festivalsfeertje met luidruchtige vriendengroepjes, muziek in plaats van krekelgeluiden en kampvuurtjes die tot laat in de nacht blijven knetteren. Bij het ochtendgloren zien we nog een nachtbraker languit op de laadvloer van zijn pick-up liggen terwijl het kamp langzaam wakker wordt…

Wij waren niet gekomen om te feesten, maar om het vele water in Litchfield te gaan verkennen. Beginnen doen we met de Buley Rockhole, een reeks zwempoelen in een stroomversnelling van een riviertje. De ochtendzon straalt al fel genoeg om intens te genieten van de afkoeling in het kraakheldere water. Dit is een open-water jacuzzi van enkele tientallen meters lang met natuurlijke zitbankjes in het bruisende water en overloopbaden van wel zes meter diep. Duiken, glijden, chillen, klimmen en klauteren, het kan hier weer allemaal…

Bijna met spijt in het hart zetten we onze tocht verder naar een uitzicht op de Tolmer Falls (enkel kijken, de kloof zelf is te steil en dus te gevaarlijk om in te gaan rondwandelen) en een bezoekje aan de Wangi-Falls, ook een toeristische klepper in het park. Zelf zijn we niet zo overwelmd, maar hey, hoe verwend zijn wij wel niet geweest de laatste weken… Enkele lokale durfals wagen zich aan gevaarlijke toeren door vanaf een steile rotswand in de diepte te springen, de kinderen zijn nog maar een jaar of tien… De halsbrekende toeren stoppen pas als er een ranger patrouille de kinderen (en ouders) tot de orde roept, want in het verleden gebeurden helaas al fatale ongelukken tijdens deze stoere spelletjes…

Onderweg naar de kampplaats stoppen we nog eens om een vers voer brandhout op het dak te laden. Overal langs de hoofdwegen kan en mag je onbeperkt hout sprokkelen om op de kampplaatsen je eigen vuurtje te stoken. Ondanks de risico’s op bosbranden zit het kampvuur zo diep in de genen van de Ozzies dat het in veel plaatsen toch toegestaan is, mits je het kampvuur goed in de gaten houdt en dooft… Wij genieten voor een laatste keer van het geknetter, het koele pilsje in de hand, de prachtige sterrenhemel en het gevoel dat we een bende grote gelukzakken zijn dat we deze roadtrip samen hebben kunnen doen…

Rest ons niets meer dan onze daktent voor het laatst dicht te plooien, het rode stof in de carwash weg te spoelen en onze Landcruiser in te leveren in Darwin om sito presto naar de luchthaven te gaan, klaar voor wat zon-zee-strand en slow traveling in Bali!

Foto’s

5 Reacties

  1. Antoinet en Ronnie:
    23 juni 2017
    Veel plezier met de rest van jullie reis.
    Weer genoten van alle mooie foto's
    Wij zijn nu in Queensland en gaan nu wat rustiger aan doen.
    We willen veel in Queensland zien dus 2 of 3 dagen ergens verblijven en
    exploren. Groetjes!
  2. Marijke Chielens:
    23 juni 2017
    Hey Wouter en co, op rondreis in Andalucia genieten we van je reisverhalen in Australië. Leuke vakantielectuur. Geniet van Bali! Tante Mijke & Nonkel Leo
  3. Vanessa willems:
    26 juni 2017
    Moh, zooooo mooie foto's!!!
  4. Elynn en ouders:
    30 juni 2017
    Hoihoi familie Chielens, blijft zalig om die avonturen van jullie te lezen en jullie foto's te bekijken. Elynn heeft Warre deze week gezien op Skype in de klas en ze vond dat hij zo veel gegroeid was :-). Veel Gentse groetjes voor jullie 5. Elynn en ouders
  5. Juf Truus van BS De Vogelzang:
    10 juli 2017
    Beste familie,
    Dankzij de grote vakantie heb ik eindelijk wat meer tijd om eens uitgebreid jullie blog te bekijken. Wat een toffe verhalen lees ik hier ! Het enthousiasme vloeit uit jouw pen, Wouter. En dan die foto's ! Onvoorstelbaar wat jullie allemaal meemaken en zien. Geniet nog maar goed verder van deze onvergetelijke ervaring. En jongens, zorg ervoor dat jullie dit nooit vergeten ! Juf Truus